Kortgeleden schreef ik al een stukje over mijn loopbaan, die begon en eindigt op het Binnenhof, dwz in het hart van de arena bij het parlement. Over iets minder dan een jaar komt er een einde aan die loopbaan - reden voor de kleine serie Afscheid van het Binnenhof waarin ik terugblik op die tijd vanaf 1975, toen ik - onder het kabinet-Den Uyl - aantrad bij de Kamer.
Van mijn werkende jaren bracht ik er 18 door in Amsterdam, mijn geboortestad - als uitgever/redacteur van mijn eigen uitgeverij AHA Books, als directeur van mijn eigen bureau Verslagbureau Amsterdam / VBA en enkele jaren in dienst van de gemeente Amsterdam. Over dat ambtelijke interval gaat het hier vandaag.
We hebben het over de jaren van 1991 tot 1995 en over het werk dat ik - eveneens in het hart van de arena - met mijn collega's verrichtte voor de Amsterdamse gemeenteraad, in loondienst bij de Bestuursdienst (meer in het bijzonder, als raadsverslaggever bij het Gemeenteblad). Op verzoek van Peter Paul de Baar, oud-hoofdredacteur van Ons Amsterdam, schreef ik over deze periode de "Herinneringen van een raadsverslaggever" die nog altijd op de site van Ons Amsterdam te lezen zijn.
Bij het opruimen van mijn papieren kwam ik deze foto tegen uit mei 1992 die ik destijds van fotograaf Theo Veenboer kreeg. We zijn hier in de koffiekamer naast de raadzaal, op het ronde tafeltje ligt de presentielijst voor de binnenkomende raadsleden. Het was gebruik dat de - in dienstjaren - jongste raadsverslaggever daar vóór de gemeenteraadsvergadering stond om de binnenkomende leden te begroeten en erop toe te zien dat ze het register van aanwezigheid tekenden. Aan de hand daarvan kan - net als op het Binnenhof bij Eerste en Tweede Kamer - worden bepaald of er een quorum is, dwz of voldoende leden (de helft plus één) aanwezig zijn om de vergadering te openen en daarin besluiten te kunnen nemen.
Op deze foto sta ik tegenover Roel van Duijn, die toen raadslid was voor Groen Amsterdam. Het is inmiddels een dierbare herinnering aan voorbije jaren die de opmaat zouden vormen voor mijn latere terugkeer op het Binnenhof. Maar dat kon ik in mei 1992 nog in de verste verte niet voorzien. Waaruit maar weer blijkt dat het leven ook - en vooral - zijn eigen loop heeft.
Het stemt tot deemoed en dankbaarheid in het licht van de arbeidsvrije jaren die me over een jaar te wachten staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten