Een paar dagen geleden schreef ik al over het verwerken van de pruimenoogst van dit jaar. Voor het overtollige fruit (na het maken van jam) koos ik voor een andere manier om het smakelijk te verwerken en bewaren: door de gehalveerde gele pruimen op witte port te zetten en die een tijd te laten trekken in weckpotten.
De buurvrouw zag dit en gaf me een zak hazelnoten van de hazelaar in haar achtertuin. Daar zou ik vast ook wel iets van weten te maken. Na een kleine zoektocht langs mogelijke recepten en verwerkingsmethoden (gebak, chocolade, salades, stamppotjes) keerde ik terug op oude grond: hazelnootlikeur, dát zou het worden.
Want eerder maakte ik al (van overtollig fruit, zo begon het, net als dit jaar) likeur van peren, pruimen, vijgen, kiwi's en citroenen, en deelde die uit in kleine flesjes. Nu dus aan de hazelnoten: die eerst uitpellen uit hun kunstige foudraaltjes, zoals te zien op deze foto, daarna de glanzende doppen kraken, de hazelnoten met schilletje en al droog roosteren in de koekenpan en daarna snel en heel kort malen in de blender. Ondertussen een grote weckpot vullen met wodka en daarin rietsuiker oplossen. En dan de gemalen en licht geroosterde hazelnoten daaraan toevoegen met een kaneelstokje en een paar kruidnagelen, alles doorroeren met een houten lepel en wegzetten.
Tot zover de bereiding. Inmiddels staat alles rustig te trekken (of macereren, in vakjargon) onderin een donkere kast, om daar te klaren: de troebele substantie komt boven drijven waardoor onderin heldere vloeistof zichtbaar wordt. Vanochtend heb ik even geroerd met de houten steel van een pollepel en de weckpot weer teruggezet. Nu is het rustig wachten terwijl de smaken zich ontvouwen. Over drie maanden volgt de beloning van het zeven, proeven en bottelen.
Geduld is de metgezel van wijsheid, zei de Romeinse kerkvader Augustinus al. En van goede smaak, voeg ik eraan toe, terwijl ik mijn ongeduld probeer te bedwingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten