Vandaag (vrijdag 21 juli 2023) was ik voor het eerst van mijn leven op het terrein van de Frederikkazerne in Den Haag, meer in het bijzonder bij het in een van de gebouwen aldaar gevestigde Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
De reden van mijn bezoek waren de acht cahiers die mijn vader tijdens zijn gevangenschap als niet-erkend dienstweigeraar bijhield, en die ik na zijn overlijden in 2006 van hem erfde. In zijn regelmatige handschrift hield mijn vader in deze gewolkte schriften met harde kaft gedurende de vier maanden van zijn voorarrest, rond de zitting door de krijgsraad te velde (die hem en drie medeweigeraars veroordeelde) en in de jaren erna bij wat er in zijn binnenwereld, in de gevangenis en in de grote wereld buiten gebeurde. Mijn vader werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.
Eerder schreef ik er al een essay over, dat ik aan Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma stuurde met het artikel dat Stan Meuwese met mij eraan wijdde in het Vredesmagazine. Sjoerdsma bracht de casus van mijn vader en van drie andere weigeraars tijdens de politionele acties in Indonesië in bij het plenaire Kamerdebat op 14 juni 2023 over het Onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 en overhandigde materiaal over hen aan minister van Defensie Kajsa Ollongren.
Zij zegde tijdens dit debat toe dat hun vier casussen zullen worden onderzocht om te bepalen of zij - inmiddels ruim 75 jaar later - in aanmerking komen voor rehabilitatie. Om precies te zijn zei zij het zo tijdens het debat op 14 juni van dit jaar, dat ik vanaf de publieke tribune volgde: "Wat we wel hebben gezegd, is dat we degenen voor wie geldt dat ze vanwege kennis van het extreme geweld dat in de koloniale oorlog werd toegepast, dienst of bevel hebben geweigerd, dat eerherstel en die rehabilitatie graag willen geven."
Het hierboven genoemde Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) heeft na het Kamerdebat van juni de cahiers van mijn vader bij me opgevraagd om ze te onderzoeken. Vanochtend overhandigde ik ze met dat doel aan de directeur van dit instituut in zijn kamer. Het was een bijzonder en gedenkwaardig moment waar ik graag bij stilsta.
Mijn vader had in zijn cel bij het schrijven in zijn cahiers nooit kunnen denken dat ze driekwart eeuw later op het bureau zouden liggen van een gespecialiseerd kennis- en onderzoekscentrum op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis, zoals het NIMH zichzelf omschrijft op zijn website.
Directeur Schoenmaker benadrukte vanochtend tegenover mij dat de onderzoekers van het NIMH in alle zorgvuldigheid de cahiers van mijn vader aan een onderzoek onderwerpen en het rapport daarover opstellen voor het ministerie van Defensie, en dat de uiteindelijke beslissing erover ligt bij de minister. Ik antwoordde hem dat ik me daar ten volle van bewust ben.
Om de onderzoekers behulpzaam te zijn, maar ook als backup van de cahiers die me zeer dierbaar zijn, heb ik de bewuste acht cahiers gescand zodat ze op papier en in digitale vorm toegankelijk zijn en op het computerscherm sneller en gemakkelijker ontsloten kunnen worden dan op het dichtbeschreven papier.
Het is nu aan de onderzoekers van het NIMH om met de cahiers van mijn vader aan de slag te gaan, en aan mij om gelijktijdig over hem te schrijven en zijn opvattingen te vertolken. Ik vind het mooi en verdiend dat hij nu al in de Handelingen van de Tweede Kamer genoemd is en dat er over enige tijd een onderzoek zal liggen waarin zijn pennenvruchten door historici van het NIMH worden beoordeeld.
Over de politieke conclusie die daar vervolgens uit wordt getrokken door de minister van Defensie van dat moment maak ik me minder illusies. Tot besluit van deze overdenking haal ik hier dan ook Sjoerd Sjoerdsma aan uit de Handelingen van het debat op 14 juni. Ik dank hem hier voor zijn inbreng, want aan hem is het te danken dat de cahiers van mijn vader nu bij het NIMH liggen, waar ik ze vanochtend met een warme handdruk mocht overhandigen aan de directeur.
Sjoerd Sjoerdsma (D66): "Mijn derde punt gaat over dienst- en bevelweigeraars. Het kabinet zegt dat als dienstweigeraars of hun nabestaanden kunnen aantonen dat hun weigering gebaseerd was op de kennis van extreem geweld, die casus onderzocht kan worden en gerehabiliteerd kan worden. Ik vind die regeling welkom, maar ik vind de voorwaarde wat raar, als je in gedachten neemt dat het beleid van het toenmalige kabinet was om dat geweld uit de Nederlandse samenleving te houden. Het beleid was om dat te verdoezelen en dat weg te houden."
De Handelingen van het Kamerdebat op 14 juni 2023 zijn te lezen op https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/2022-2023/93