zondag 11 oktober 2020

Ottoburgschool

De laatste tijd kom ik weer regelmatig langs mijn oude lagere school aan de Lindelaan in Oud-Rijswijk: de Ottoburgschool, waar ik leerde lezen en schrijven. Het gebouw staat er nog net zo bij als toen ik er als klein jochie op zat. Dat inspireerde me tot het schrijven van dit gedicht, een sonnet, voor de Plantage Poëzieprijs 2020, met als thema "Kringloop". Een Rijswijks gedicht kortom.

Kringloop

Je sluit je ogen en de film begint. De bioscoopzaal is je eigen leven. Je hoort het snorren van de spoel, en éven kijk je weer door de ogen van het kind

dat door de Lindelaan lijkt aan te zweven -  die eerste dag naar school waar het begint. Het schoolplein, de kastanjes met het grind, de namen die de anderen al schreven. En dan - het schoollokaal, de houten banken,

de hoge ramen waar de zon door schijnt, de schoolplaat aan de wand die je verlicht:

De zee, de waterdamp die zich verdicht tot wolken, regen, sneeuw, begin en eind, De cirkelgang is rond. Genoeg te danken.

Eelco van der Waals



maandag 14 september 2020

De Zee



Vandaag is het 14 september. Op deze dag namen we in een van de voorbije jaren afscheid van mijn moeder, die een jaar daarvoor was overleden, door haar stoffelijke resten die na haar crematie waren overgebleven in een urn, terug te geven aan de zee. Op de foto hierboven staan mijn zusje en ik op het strand van Breezand, met op de achtergrond het water van de Oosterschelde.

Op deze plek was ze zo graag en vaak met onze vader geweest,die al eerder was gestorven en die ook was uitgestrooid in zee.
 
In onze handen houden we op deze foto de bolvormige urn van geperst strandzand die de toepasselijke naam Samsara draagt, wat in het Sanskriet zoveel betekent als in cirkels ronddraaien, en in boeddhisme en hindoeïsme duidt op de cyclus van dood en wedergeboorte zonder begin en eind. 

Samen liepen we de zee in en lieten we de bol met de as van Mamma zachtjes in het water zakken, dat heen en weer golfde en het dekseltje van zand als eerste optilde zodat de stroming vrij spel kreeg met de inhoud. Tussen onze twintig tenen in zagen we hoe de as zich vermengde met het water en als een voile heen en weer wuifde om op de ebstroom te worden meegevoerd in de grote zee.





 

 

woensdag 2 september 2020

Binnen het hof

 


Het zijn dagen vol weemoed voor wie daar gevoelig voor is. Vandaag treden we weer aan op het Binnenhof na het krokusreces. De gebeurtenissen in de wereld passeren vanmiddag bij opening van de plenaire vergadering van de Tweede Kamer vast en zeker weer de revue, in het vragenuur en de regeling van werkzaamheden. En beelden daaruit zien we in de loop van de volgende dagen weer honderd- en duizendvoudig terug in de waaier van media die ons tegenwoordig doorlopend voeden. Mijn collega’s en ik zitten erbij en doen er verslag van, voor de Handelingen, Debat Direct, Debat Gemist en de andere rapportagevormen waarin het parlement voor ieder die dat wil te volgen is, realtime en op alle denkbare apparaten tot in alle uithoeken.

De voormalige perstribune in de Oude Zaal van de Tweede Kamer
Pluche en fluweel
De tijden zijn veranderd. In de dagen dat ik - november 1975 - als jongeling begon te werken in en voor beide Kamers der Staten-Generaal hing er nog een sfeer van ouderwetse deftigheid tussen het rode pluche en het groene fluweel. De geschiedenis was er voelbaar, en al helemaal - daar heb je het weer - voor wie daar (zoals ik) gevoelig voor was en is.
Herinnering aan de oude balzaal, Oude Zaal Tweede Kamer
Cachet
Het was een wereldje vol ongeschreven tradities en romantische zeden en gebruiken. Zo droegen (en drágen, gelukkig) de Kamerbodes een pandjesjas met slippen, een zwierige sjerp en een witte vlinderdas, waardoor het geheel direct een feestelijk stempel kreeg én krijgt. “Cachet” is het woord, een woord dat past bij de luisterrijke historie die zich al eeuwenlang afspeelt tussen deze muren.
De Handelingenkamer, het heilige der heiligen en de schatkamer voor ons werk: de Handelingen
Recessen
Op het Binnenhof geldt een eigen tijdrekening, waarin het verschil met het Buitenhof doorklinkt, een verschil dat teruggaat tot de tijden bínnen en buíten het hof dat hier gevestigd was. We bewegen ons hier tussen de recessen die daarbuiten gewoonlijk vakantie heten. De Kamer gaat met reces, zoals het krokusreces dat nu net weer achter ons ligt.
Weg van het Binnenhof
Vandaag vangt weer een drukke vergaderperiode aan tot het meireces, waarna traditioneel topdrukte aanbreekt tot aan het zomerreces. Het altijd weer nóg drukkere najaar wordt traditiegetrouw ingekaderd en begrensd door het herfstreces en het kerstreces. En daarmee vangt dan alweer een nieuw kalenderjaar aan: 2020, het láátste jaar dat we zoals het er nu uitziet nog op het historische Binnenhof zullen werken en vergaderen. Immers, in de zomer van volgend jaar, het zomerreces van 2020, begint de grote verhuisoperatie die zijn weerga niet kent. De Tweede Kamer vertrekt naar het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken (“de Apenrots” in de volksmond), de Eerste Kamer naar het voormalige Huis Huguetan aan het Lange Voorhout, het stadspaleis waarin eerder de Koninklijke Bibliotheek (ik weet het nog) en tot voor (relatief) kort de Hoge Raad gevestigd waren. En omdat onze dienst - de voormalige Stenografische Dienst der Staten-Generaal, nu de Dienst Verslag en Redactie geheten - voor beíde Kamers werkt, zullen wij op beide plekken komen. Maar dus gedurende de geplande 5,5 jaar van de ingrijpende verbouwing níet meer op het Binnenhof...
Een van de gangen in het oude departement van Justitie, nu onderdeel van het Tweede Kamercomplex
Ik zal daarna vanwege mijn in de tussentijd aanbrekende pensionering niet meer terugkeren op het Binnenhof, waar ik al sinds 1975 ontelbare voetstappen heb liggen in alle gebouwen, gangen, zalen, trappenhuizen, zolders en catacomben van dit weergaloze complex vól verhalen en geschiedenis. En op zo’n dag als vandaag, waarop het verglijden van de tijd weer niet te loochenen voelbaar is bij het - ook al zo’n traditie - omslaan van het kalenderblad door de Kamerbode in de plenaire vergaderzaal van de Tweede Kamer stemt dat tot weemoed.
De Ridderzaal vanonder de colonnade van de Eerste Kamer
Levende geschiedenis
Weemoed en dankbaarheid. In al die jaren dat ik hier heb rondgelopen ben ik iedere dag opnieuw getroffen door de schoonheid en betekenis van die levende geschiedenis op en van het Binnenhof, die ik heb proberen te vangen in gedichten, tekeningen, foto’s en geschreven herinneringen. Met het wegtikken van de onverbiddelijke tijd tot aan de sluiting van het Binnenhof zal ik dat nóg bewuster doen, en er misschien een (andere...) passende vorm voor vinden. Zoals vele anderen het Binnenhof hebben bezongen.
Ik sluit voor nu af met het gedicht van Aad Nuis, zelf behalve dichter onder veel meer Kamerlid (voor D66) en staatssecretaris van Cultuur, Kunst en Media. Ik hoef mijn ogen maar éven te sluiten, en ik zie hem zo weer voor me in de Oude Zaal ...
Eelco van der Waals
5 maart 2019
Binnenhof

Het stille hart van wervelwinden
in dit glas water, Nederland,
waar ik mij steeds terug moet vinden
naast dagtoerist en demonstrant.

Bestaat dit echt of zijn wij spoken,
figuren dansend hand in hand,
gedurig in koud vuur ontstoken
door woorden van dor zand?

Ga maar bij dichter, boeren kijken:
hun taal, hun grond, vast in de hand.
Hier blijft de werkelijkheid ontwijken –
net naast de rand.

Toch zoemt en trilt het hier van krachten,
huist hier het hart (meer dan ’t verstand)
van wat ik grijnzend hoog blijf achten:
mijn land.

Aad Nuis (1933-2007)
--
5 maart 2019

dinsdag 1 september 2020

Terug naar Ralph Prins











Jarenlang was de etalage aan de Gedempte Gracht in Den Haag een vertrouwde plek voor mij. Vaak kwam ik er voorbij, te voet op weg naar mijn werk op het Binnenhof, en regelmatig bleef ik er even voor stilstaan, in beslag genomen als ik werd door de wisselende en altijd weer fascinerende prenten die er te zien waren. Lévende mensen met échte emoties uit een deels bekende wereld, die me stof tot overdenking gaven terwijl ik mijn tocht vervolgde. Beelden bovendien die vaak te maken hadden met de geschiedenis van de verdwenen Joodse buurt van Den Haag, die onder de vaardige hand van deze maker weer even tot leven kwam.
Ralph Prins, portret van Rav Avraham Elimelech Perlow, uit zijn serie Rabbijnen, tekening
Niets wist ik van de man áchter deze indrukwekkende prenten, tot ik, jaren later, iemand leerde kennen die hem op de academie (de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, eveneens in Den Haag) als docent en begeleider had meegemaakt. Mijn interesse werd gewekt door het verhaal van zijn leven en hoe hij dat tot uitdrukking wist te brengen in zijn veelzijdige en veelbewogen werk.
Tekeningen, schilderijen, foto’s, affiches, oorlogsmonumenten, in alles spreekt de menselijke betrokkenheid en bewogenheid van Prins. In zijn jeugd tekende Prins veel naar de natuur. Zijn latere tekeningen betreffen voornamelijk portretten. Vaste onderwerpen zijn: vader Izak Prins, Franz Kafka, Virginia Woolf, Anne Frank, rabbijnen, dirigenten, musici, schrijvers en beeldende kunstenaars.
Ralph Prins, portret van Pauline, gemengde techniek
Prins was een veelzijdig beeldend kunstenaar. Zijn expressieve beeldtaal leende zich voor vrijwel ieder medium en liet zich niet binden aan één enkele kunstvorm of een specifieke stijl.
Raphaël Mozes Prins, geboren 3 mei 1926 in Amsterdam, was enig kind van Harriët Martha (Hetta) Prins, directrice van een tehuis voor joodse meisjes, en Izak Prins, jurist en publicist. Zijn ouders scheidden nog voor hij twee jaar was.
Ralph Prins vrouw aan tafel, gemengde techniek, 1987
Vanaf 1941 waren openbare scholen verboden voor joodse kinderen en werd Ralph gedwongen op het Amsterdams Joods Lyceum geplaatst. De klassen liepen snel leeg. Kinderen gingen op transport of – zoals Anne Frank bij wie hij tijdens zijn schooljaren nog een verjaardagsfeestje had gevierd – in de onderduik.
Vanwege het pionierswerk van zijn moeder in de sociale zorg belandde hij op de Lijst-Frederiks: een poging van Nederlandse ambtenaren om joden met ‘maatschappelijke betekenis’ te vrijwaren van deportatie. Deze families werden geïnterneerd in een werkverschaffingscentrum in Barneveld. De geprivilegieerde situatie, hoe relatief ook, raakte hem diep. “Al het bevoorrechte heeft een bittere nasmaak”, zo citeerde de Volkskrant Prins in 1995.
In de herfst van 1943 volgt alsnog deportatie naar Westerbork, en later naar concentratiekamp Theresienstadt. Prins is dan als tiener al flink in de weer met pen en penseel. Hij verzorgt de belettering op koffers van degenen die worden doorgestuurd naar Auschwitz en maakt portretschetsjes van ieder die daarom vraagt. In zijn latere leven blijven die ervaringen hem in dromen bezoeken. En hij realiseert zich dat zijn drang om te portretteren wortelt in een diepe wens tot “het blootleggen van iemands innerlijk, zodat je hem niet kan vergeten.”
Tegen het eind van de oorlog wordt hij met zijn moeder en grootmoeder geselecteerd voor een gevangenenruil. Zij worden naar Zwitserland getransporteerd, waar hij lessen volgt aan de Kunstgewerbeschule Zürich. Terug in Nederland studeert Prins aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Als tekenaar maakt hij cartoons en illustraties voor dagbladen als Het Vaderland. Later bezoekt hij de fotoschool van Marta Hoepffer in Hofheim en de Hochschule für Gestaltung in Ulm.
Ralph Prins, portret van Willem Sandberg, 1956, foto
Ralph Prins is vrijdag 23 januari 2015 op 88-jarige leeftijd in Den Haag overleden.
Sinds 2006 beheert de Stichting Ralph Prins het werk en de rechten van de kunstenaar.

Ralph Prins leeft nog altijd voort op de website die aan hem gewijd is, van de Foundation Ralph Prins, waarop het verhaal van zijn leven zich laat lezen als een boek.


http://www.foundationralphprins.com/6/frames-n.htm














Ralph Prins, monument voor Westerbork, 1970 

Indianen




 Foto; Indianen in de tuin, Rijswijk 1963

Als jongetje was de keus al niet moeilijk voor mij in de onvermijdelijke afweging: cowboys of indianen. Want cowboys waren ruw en luidruchtig, dronken veel en moesten dan altijd vechten waarbij het hele interieur van een saloon eraan ging. Nee, dan indianen met hun sluipende gang door de natuur waar ze moeiteloos in opgingen, hun geruisloos zoevende pijlen waarmee ze tot op grote afstand steevast doel troffen, hun onbegrijpelijke dansjes rond de totempaal en hun mooie squaws en verentooi. Indianen waren cool, zou je nu zeggen, maar dat woord kenden we toen nog niet.

Op deze foto uit Rijswijk, met links mijn vriendje Menno en in het midden mijn zusje, is al goed te zien hoe we opgaan in ons indianenleven. De wigwam op de achtergrond vormt het decor van ons krijgsberaad, waaraan alleen nog een knetterend kampvuur ontbreekt, maar dat we even later in actie zullen komen om iets heldhaftigs te verrichten is wel duidelijk.
Eigenlijk is er in al die jaren sindsdien niet eens zoveel veranderd, bedenk ik nu ik deze foto weer terugzie. Plannen smeden zit er nog altijd in, en van ruwheid en geweld moet ik ook op de gevorderde leeftijd die ik nu heb bereikt niks hebben. Ook al draag ik nu geen verentooi meer en loop ik niet meer met pijl en boog, in mijn hart hoor ik nog altijd bij de indianen.
Toch Menno en mijn zusje maar eens vragen hoe dat voor hen is.

De vlam der gerechtigheid


 Vanochtend (29 juni 2019) sla ik de boekenbijlage van de Volkskrant op, en tijdens het bladeren en her-en-der-lezen blijf ik stilstaan bij het artikel*) van Sander van Walsum en zijn bespreking van de biografie die de altijd door mij bewonderde Kees Schuyt heeft geschreven van de man wiens naam een begrip is geworden: Cleveringa.

We hebben het natuurlijk over Rudolph Pabus Cleveringa (1894-1980), decaan van de Leidse faculteit der Rechtsgeleerdheid, die zijn naam ontleent aan één rede waarvan hij vond dat die móest worden uitgesproken: een publiekelijk protest tegen het ontslag van Joodse hoogleraren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op 26 november 1940 sprak Cleveringa in het Groot Auditorium van de Leidse universiteit zijn protestrede uit tegen de ‘ontheffing uit zijn functie’van zijn Joodse leermeester, hoogleraar Eduard Meijers, die anders - zonder deze ontheffing - zélf op dit tijdstip had zullen spreken.
Het grondige werk van Kees Schuyt en deze boekbespreking door Sander van Walsum maken me meteen benieuwd naar de redevoering zelf, die ik dankzij het alomtegenwoordige internet als omgevallen boekenkast al snel gevonden heb en die ik je hier natuurlijk niet wil onthouden. In de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren dbnl kun je via de link hieronder de volledige tekst lezen.
Cleveringa schrijft erover in zijn dagboek: “Ik hoop die kracht en de moed te hebben het met waardigheid te doen. Ik moet voor de kinderen zorgen, maar dit sluit in dat ik hen geen naam mag nalaten die bedoedeld is. Het moet zo.”
Daags na zijn rede werd Cleveringa, zoals hij zelf al had voorzien, gearresteerd en overgebracht naar het Oranjehotel - de geuzennaam van de Scheveningse strafgevangenis. Daar voegde hij zich naar zijn lot en probeerde hij zichzelf zoveel mogelijk voor decorumverlies te behoeden. “Zich zelf op te houden, is in de gevangenis de grote kunst”, schreef hij naderhand. “En een van de middelen die daartoe kunnen strekken, is dat men zich zelf zo goed mogelijk blijft verzorgen en zijn burgermanieren aanhoudt. (...) Wie anders doet, laat zich zinken.”
Kees Schuyt, R.P. Cleveringa - Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid. Boom uitgevers, 558 pagina’s, € 29,90
*) De informatie, aanhalingen en citaten in mijn notitie ontleen ik aan dit artikel van zaterdag 29 juni 2019:
Cleverina leeft voort in de naar hem genoemde Cleveringaleerstoel aan de Universiteit Leiden, die bestaat sinds 1970 en wisselt per academisch jaar, en in de jaarlijkse Cleveringalezing, die in het Groot Auditorium van het Academiegebouw in Leiden wordt uitgesproken door degene die dat jaar de Cleveringaleerstoel bekleedt.

maandag 31 augustus 2020

Anne Vondeling


 

Anne Vondeling, hier getekend door Karel James, in de portrettengalerij van Voorzitters (in de zogenoemde Voorzittersgang) in het oude gebouw van de Tweede Kamer. Vondeling was van 1972 tot 1979 Voorzitter van de Tweede Kamer. Omdat ik er in 1975 kwam werken, was hij ook mijn eerste Voorzitter en kan ik me hem heel goed herinneren.

Zo zorgde hij voor de eerste witte fiets op het Binnenhof, waarvan je bij de portier op Binnenhof 1a het sleuteltje kon krijgen en die achter de garderobe bij Binnenhof 1b stond. Handig als je geen fiets bij je had en snel de stad in moest. De huidige Kamerfietsen in de fietsenstalling voor Kamerbewoners onder het voormalige Hotel Central aan de Lange Poten zouden er zonder Vondeling misschien wel nooit zijn gekomen.

Vondeling was een groot voorstander van begrijpelijke taal in de volksvertegenwoordiging. Hij stelde de Commissie Duidelijke Taal in en trok de jonge taalkundige Jan Renkema aan als taalkundig adviseur, die (samen met hem) de Troonrede herschreef in begrijpelijk Nederlands. Het resulteerde in de uitgave: Jan Renkema, Anne Vondeling, "De troonrede van Ridderzaal naar huiskamer", uitgegeven door de Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage, 1976, ISBN 9012012317. Jan Renkema gaf ons klasje van leerling-stenografen tijdens onze opleiding lessen in taalbeheersing. Daarin droegen we ook voorbeelden aan uit vergaderingen van de Tweede (en de Eerste) Kamer waarin we als leerling-stenografen meedraaiden; een aantal van die voorbeelden kwamen vervolgens ook terecht in de eerste editie van de Schrijfwijzer, waar Renkema naam mee zou maken en dat de basis legde voor eenduidig(er) en begrijpelijk(er) taalgebruik van rijksambtenaren. De invloed van Vondeling (die wel "de schoolmeester" werd genoemd) reikte hiermee veel verder dan de Oude Zaal van de Tweede Kamer. Meer over deze episode op https://www.dbnl.org/tekst/_taa014197701_01/_taa014197701_01_0032.php

Vondeling vond verder dat de regering Kamervragen binnen een vaste termijn diende te beantwoorden, en maakte zich daar sterk voor, en zette zich in voor betere bewerktuiging en ondersteuning van Tweede Kamerleden.
Zijn opvattingen werkte hij verder uit in het boek "Tweede Kamer: lam of leeuw?" dat in 1976 bij De Arbeiderspers verscheen onder ISBN 9029554479. Uiteenzetting van de voorzitter der Tweede Kamer over taak en werkwijze, macht en onmacht van het Nederlandse parlement, gevolgd door voorstellen ter verbetering van de taakvervulling. Het laat zich raden dat Vondeling van mening was dat de Kamer zich meer als leeuw dan als lam diende te gedragen, en dan natuurlijk vooral tegenover de zoveel beter bewerktuigde regering.

Meer over K. James op https://rkd.nl/nl/explore/artists/41611

Drees (3)


 ( Amsterdam, 5 juli 1886- Den Haag, 14 mei 1988 )

In de Oude Zaal
De foto hierboven is genomen in de Oude Zaal van de Tweede Kamer waar ik zelf in 1975 ben begonnen als (leerling-)stenograaf. De beroemdste oud-stenograaf zie je links op de foto: Willem Drees, hier staand achter de regeringstafel. Hij zou namens de PvdA tien jaar lang minister-president blijven, van 1948 tot 1958, en in die jaren een grote populariteit opbouwen die de partijpolitieke grenzen overschreed. Vadertje Drees werd zijn bijnaam en hij zou zich ongekend geliefd maken bij een groot deel van de bevolking doordat aan zijn naam de invoering van de AOW werd verbonden. “Van Drees trekken”, werd dan ook de uitdrukking in de volksmond voor zo’n staatspensioen.
In 1947 loodste Drees, destijds nog als minister van Sociale Zaken, de Noodwet Ouderdomsvoorziening door het parlement. Die wet zou de voorloper worden van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en verschafte mannen en alleenstaande vrouwen van 65 jaar en ouder een geldbedrag als ze onvoldoende eigen inkomsten hadden. De ‘Noodwet Drees’, zoals die de geschiedenis is ingegaan, markeert het begin van de verzorgingsstaat die we nu nog altijd kennen.
De Stenografische Dienst
Terug naar de Oude Zaal en deze foto. Links zien we dus de regeringstafel, in het midden de werktafel van de directeur van de Stenografische Dienst en rechts de stenografentafel, waar de stenografen toen nog in stenografie de woorden optekenden die door de sprekers in de zaal op hetzelfde moment werden gesproken. Aan diezelfde tafel in deze zelfde Oude Zaal heb ik met mijn collega’s heel wat vergaderingen bijgewoond en vanuit die positie midden in de zaal heel wat historische debatten gevolgd en opgetekend voor het verslag van de Kamervergadering, de Handelingen. De Stenografische Dienst maakte (en maakt, zij het onder de huidige naam Dienst Verslag en Redactie) overigens het officiële verslag van de Eerste en de Tweede Kamer, alsmede van de Verenigde Vergadering van beide Kamers zoals op Prinsjesdag.
Groote en Pont
Het soort steno (of kortschrift) dat Drees beoefende heb ik ook geleerd en jarenlang dagelijks in praktijk gebracht: het systeem-Groote, in 1899 ontworpen door A.W. Groote. Hij was adjudant van een Nederlandse generaal bij de cavalerie en zocht een manier om te paard aantekeningen te kunnen maken zonder dat zijn schrijfsels onherkenbaar zouden worden door de bewegingen tijdens het rijden. Zodoende kwam hij ertoe een systeem te ontwikkelen dat zowel aan die eis voldeed als voldeed aan de eis om gesproken taal snel te kunnen notuleren.
Toen ik in 1975 op het Binnenhof bij de Stenografische Dienst begon, was die nog verdeeld in twee kampen: de Grootianen en de Pontianen, de beoefenaren en aanhangers van de twee toen daar gebruikte stenosystemen. Het systeem-Pont was ontwikkeld door M.A. Pont en had toen nog maar een paar beoefenaren. Het lijkt wel een eeuw geleden; de stenografie wordt al lang niet meer beoefend in de zalen van het parlement, waar alles nu streaming wordt opgenomen en met een geavanceerd computersysteem wordt verwerkt tot plenaire verslagen, commissieverslagen en korte webverslagen. Maar nog altijd maakt de mens de vertaalslag tussen het gesproken en het geschreven woord. In dat opzicht is en blijft het ook nu nog mensenwerk.
Drees en de stenografie
Willem Drees is zijn hele leven een actief beoefenaar van steno(-Groote) gebleven Hij had dit kortschrift bij wijze van hobby geleerd, toen hij het boekje Stenografie voor iedereen van A.W. Groote in handen kreeg. Dat nieuwe, 'revolutionaire' schrift boeide hem in hoge mate en samen met enkele vrienden richtte hij de oefenclub 'Steeds Sneller' op. Door hard te oefenen ontwikkelde Drees zich tot de beste stenograaf van het systeem-Groote. Het lag daardoor voor de hand dat hij van zijn hobby zijn beroep maakte.
In 1906 vestigde hij zich in Amsterdam samen met een vriend met het bureau Drees & Jansen als stenograaf. Hij werkte onder meer in opdracht van de gemeenteraad van Amsterdam en de Tweede Kamer, waardoor hij in nauw contact kwam met de politiek. In 1907 kreeg Drees een vaste aanstelling als Kamerstenograaf, waarna hij in Den Haag ging wonen. Van 1907 - 1919 zou hij werkzaam zijn als stenograaf bij de Staten-Generaal.
Liefdesbrieven in steno









Tweejarig bestaan van de steno-club Groote Steeds Sneller. Fotograaf: Arie M. A. Susan & Co, 1904-1919. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Als het ideaal van Groote - 'stenografie voor iedereen' - ergens is verwezenlijkt, dan wel in de familie Drees. Zijn beide zusters leerden steno, zijn latere vrouw To, hun kinderen en zelfs sommige kleinkinderen, al zou alleen Jan Drees een intensieve gebruiker van het schrift worden.
Het omvangrijke archief van Drees in het Nationaal Archief bevat daardoor veel steno: behalve aantekeningen van Drees zelf, ook hele briefwisselingen, in het bijzonder die met To in hun verlovingstijd ( ) en in de bezettingstijd toen Drees het veiliger vond niet thuis te wonen ( ). Daarnaast zijn natuurlijk ook de ingekomen brieven van Groote en andere stenografen in kortschrift.
Transcripties in het archief
In de jaren zestig onderkende Drees het probleem dat historici geen kennis konden nemen van de vele stenoaantekeningen in zijn archief. Met administratieve hulp van wat toen nog het Algemeen Rijksarchief heette zijn veel belangrijke documenten, door Drees op de band gedicteerd, uitgetypt en na controle aan het archief toegevoegd ter vervanging van de originele aantekeningen. In sommige gevallen zijn de stenoaantekeningen wel bewaard gebleven naast de transcripties. Bij het uitwerken gaf Drees prioriteit aan stukken betreffende de bezettingstijd, de Indonesische kwestie en de naoorlogse kabinetsformaties, onderwerpen die de belangstelling hadden van historici. Door de achteruitgang van Drees' gezichtsvermogen en het wegvallen van de administratieve hulp kwam begin jaren zeventig een einde aan deze wijze van uitwerken. De gebruiker van het archief-Drees moet ermee rekening houden dat in veel inventarisnummers stenografische documenten of aantekeningen op documenten voorkomen. Signalering van de aanwezigheid van steno in alle voorkomende gevallen zou te veel NB's opleveren. De opmerking 'In steno' is alleen gebruikt wanneer de inhoud van een inventarisnummer geheel of praktisch geheel in kortschrift is geschreven. Getypte transcripties van aantekeningen zijn gedateerd op de datum van het oorspronkelijke stenografische document.
Geheimschrift
Drees-onderzoeker en historicus Jelle Gaemers kan het geheimschrift van Drees in het archief gelukkig nog ontcijferen. Net als het handjevol stenografen uit de Oude Zaal die daar nu nog over kunnen vertellen. Ik ben een van hen.
Willem Drees heb ik - in mijn hoedanigheid als dichter - uitgekozen om hem op 1 november 2020 in het kader van Allerzielen te bezingen in een door mij geschreven gedicht bij zijn graf op de mooie Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen waar hij sinds 1988 ligt. Net als Drees heb ik in mijn loopbaan - als enige mij bekende andere stenograaf - gewerkt voor de gemeenteraad van Amsterdam en voor Eerste en Tweede Kamer. Dat schept een bijzondere en persoonlijke band.
Hieronder alvast mijn gedicht, dat ook te lezen is op de themasite die ik maakte met de gedichten die ik tot dusverre schreef voor Allerzielen: https://sites.google.com/site/gedichtenvoorallerzielen/home/2020
Drees
De kracht van eenvoud en fatsoen
De rust van waardigheid en rede
De samenwerking en de vrede
De overtuiging goed te doen
De zuinigheid van het genoeg,
het niet méér nemen dan te geven.
De vreugde van tevreden leven,
van samen delen wat je vroeg.
In stilte en verbondenheid
staan wij hier allen op de schouders
van deze man en onze ouders
met wie we leven door de tijd.
Gekomen zijn wij om te vinden
de waarden die ons samenbinden.
Eelco van der Waals
30 augustus 2020

zaterdag 29 augustus 2020

Drees (2)


Aan de oogopslag op deze foto*) herkennen we ook nu nog Willem Drees, die hier samen met zijn echtgenote Catharina (To) Hent in 1911 poseert voor de Haagse fotograaf Arie M. A. Susan. Een jaar eerder zijn ze, op 28 juli 1910, getrouwd te Amsterdam.

Een kleine week geleden schreef ik hier ook al over Drees omdat ik hem had uitgekozen om te bezingen in een gedicht dat ik ter gelegenheid van Allerzielen op zondagavond 1 november a.s. zal voordragen bij zijn graf op de mooie Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen.
Door me in te lezen in zijn persoon ben ik weer heel wat wijzer geworden over de oude Willem Drees, die voor mijn generatie nog altijd een naam is die staat als een huis. In het naoorlogse Nederland was hij, als minister van Sociale Zaken en tien jaar lang als minister-president, een van de grondleggers van de verzorgingsstaat zoals we die nu nog kennen.
Eenvoud, fatsoen, waardigheid, rust en rede zijn begrippen die meteen bij me opkomen als ik aan Drees denk. Het zijn ook enkele van de eigenschappen waarin hij naar voren komt in mijn gedicht, zoals ik hem op 1 november van dit jaar aan zijn graf zal danken en gedenken.
Drees’ biografen Hans Daalder en Jelle Gaemers typeren hem treffend in deze passage:
“Mocht Drees bewust zuinig zijn als het om overheidsuitgaven ging, zo nodig kon hij royaler zijn in eigen bijdrage voor het welzijn van de staf van Algemene Zaken. Achter de villa van het departement lag een sterk verwaarloosde tennisbaan. Een aantal secretaresses drong er in de zomer van 1950 op aan dat deze bespeelbaar zou worden gemaakt. Het hoofd Comptabiliteit liet een begroting van de kosten opmaken. Dat zou 75 gulden kosten, zo berichtte hij in een nota aan de minister-president. Het hoofd Comptabiliteit attendeerde de premier daarin echter ook op kritiek van de Algemene Rekenkamer op de minister van Marine, die gemeend had om gezelschapsspelen, biljarts en radiotoestellen voor marinekantines ten laste van het Rijk te kunnen brengen. De secretaris-generaal Fock tekende op het betreffende memo Drees’ beslissing aan: De minister-president heeft te kennen gegeven dat hij deze 75 gulden voor zijn privérekening zal nemen. Zorgt dat het niet hoger wordt en gaarne zo spoedig mogelijk uitvoeren buiten de overheidsfinanciën.”
Uit: Hans Daalder en Jelle Gaemers, Premier en elder statesman. Willem Drees 1886-1988. De jaren 1948-1988.
Nog genoeg te lezen en te leren over Drees. Wordt vervolgd!
*) foto: collectie Rijksmuseum, Amsterdam https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/NG-2004-14

Drees (1)


 Een naam van één lettergreep die klinkt als een klok. Bij het horen ervan denk ik - en velen met mij - natuurlijk meteen aan Willem Drees, geboren in Amsterdam in 1886 en na een lang leven (hij werd 101 jaar oud) overleden in Den Haag in 1988. Daar ligt hij begraven onder de steen op deze foto, op de mooie begraafplaats Oud Eik en Duinen.

Ter gelegenheid van Allerzielen dit jaar - dat valt op maandag, waardoor de viering op Oud Eik en Duinen een dag eerder plaatsvindt, op zondag 1 november - sta ik aan het graf van Drees om hem te eren met een gedicht dat ik nu nog aan het schrijven ben. Op deze mooie begraafplaats zijn we dan met meerdere dichters aanwezig om door ieder van ons gekozen overledenen met een gedicht van eigen hand eer te bewijzen op die bijzondere dag.
Tijdens eerdere edities, georganiseerd door het Haagse initiatief Dichter bij de dood was ik er ook present met een op maat geschreven gedicht, waarin ik toen respectievelijk Ferdinand Bordewijk, Anton Constandse en Aad Nuis bezong.
En nu dus de oude Willem Drees. Ik ben opgegroeid met zijn gedachtegoed en in mijn werk was hij mijn meest illustere voorganger, als stenograaf voor Eerste en Tweede Kamer én voor de gemeenteraad van Amsterdam. Ik heb net als hij in beide sferen en in dezelfde vergaderzalen gezeten en het politieke tumult aan me voorbij zien gaan zoals hij dat ook in zijn tijd deed. En we hebben beiden nog leren stenograferen in het systeem-Groote, dat Drees zijn hele leven is blijven beoefenen. Daar houdt de overeenkomst op; zoals we allen weten koos Drees voor de actieve politiek en werd hij onder veel meer meer minister-president.
Ik ben me voor deze eervolle en zelfgekozen opdracht aan het inlezen in het rijke archief van Drees (in het Nationaal Archief), dat de periode omvat van 1853 tot 2002, een omvang heeft van 18.20 meter en 1708 inventarisnummers telt. En doordat de meeste door Drees eigenhandig geschreven stukken, net als een deel van zijn correspondentie, geschreven zijn in de geheimtaal van Groote, doet deze speurtocht af en toe denken aan een sluipgang met een lantaarntje door de catacomben van een geheim genootschap. Mét de verrassende ontdekkingen die daar dan opeens bij horen ...
Deze foto van het familiegraf van Drees kreeg ik een paar jaar geleden van Maurits Burgers die ik daar ook nu dankbaar voor ben. Ik was meteen ontroerd en schreef er toen bij: “Dat hij zo dichtbij ligt. Dat hij het werk deed dat ik ook doe. Dat hij daarna zoveel goeds heeft gedaan. En daardoor in mijn familie altijd een speciale plek heeft verworven. Toch eens gauw gaan kijken.”
Dat eens gauw heeft iets langer geduurd en iets meer voeten in de aarde gehad, en dat kijken heeft nu al meer opgeleverd dan ik toen had kunnen denken. Wat overblijft is een rijke ervaring en hopelijk een mooi gedicht.
21 augustus 2020

maandag 20 april 2020

De Reis om de Wereld van Darwin









































Er zijn van die dagen dat je je hand uitstrekt naar een boekrug in je eigen boekenkast en een onverwachte ontdekking doet.  Zo'n moment beleefde ik een dag of wat geleden toen ik een boek te voorschijn haalde dat de wereld heeft veranderd maar dat ik nog nooit heb gelezen. 

Charles Darwin - De reis om de wereld, heet het, een uitgave van de Wereldbibliotheek in een kloeke band en in de Nederlandse vertaling "Uit het Engelsch" door J. Brandt. "Uitgegeven door de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur - Amsterdam". 


Alleen het EERSTE DEEL - 2e Druk staat in mijn kast, waar het in terecht is gekomen nadat ik het een maand of wat geleden aantrof in een ruilboekenkastje (of Little Free Library) verderop in de straat. Het voelde meteen als het weerzien met een oude bekende.



























Nu ik het zonder erbij na te denken uit mijn boekenkast had gehaald bladerde ik het voelde 


































dd



























dd


























dd



























dd



























dd


Echte liefde

Brief van mijn overgrootvader, London, 1882 (Ook) van je familie moet je het hebben. Een tijd geleden kwam de prachtbrief weer te voorschijn...