Een naam van één lettergreep die klinkt als een klok. Bij het horen ervan denk ik - en velen met mij - natuurlijk meteen aan Willem Drees, geboren in Amsterdam in 1886 en na een lang leven (hij werd 101 jaar oud) overleden in Den Haag in 1988. Daar ligt hij begraven onder de steen op deze foto, op de mooie begraafplaats Oud Eik en Duinen.
Ter gelegenheid van Allerzielen dit jaar - dat valt op maandag, waardoor de viering op Oud Eik en Duinen een dag eerder plaatsvindt, op zondag 1 november - sta ik aan het graf van Drees om hem te eren met een gedicht dat ik nu nog aan het schrijven ben. Op deze mooie begraafplaats zijn we dan met meerdere dichters aanwezig om door ieder van ons gekozen overledenen met een gedicht van eigen hand eer te bewijzen op die bijzondere dag.
Tijdens eerdere edities, georganiseerd door het Haagse initiatief Dichter bij de dood was ik er ook present met een op maat geschreven gedicht, waarin ik toen respectievelijk Ferdinand Bordewijk, Anton Constandse en Aad Nuis bezong.
En nu dus de oude Willem Drees. Ik ben opgegroeid met zijn gedachtegoed en in mijn werk was hij mijn meest illustere voorganger, als stenograaf voor Eerste en Tweede Kamer én voor de gemeenteraad van Amsterdam. Ik heb net als hij in beide sferen en in dezelfde vergaderzalen gezeten en het politieke tumult aan me voorbij zien gaan zoals hij dat ook in zijn tijd deed. En we hebben beiden nog leren stenograferen in het systeem-Groote, dat Drees zijn hele leven is blijven beoefenen. Daar houdt de overeenkomst op; zoals we allen weten koos Drees voor de actieve politiek en werd hij onder veel meer meer minister-president.
Ik ben me voor deze eervolle en zelfgekozen opdracht aan het inlezen in het rijke archief van Drees (in het Nationaal Archief), dat de periode omvat van 1853 tot 2002, een omvang heeft van 18.20 meter en 1708 inventarisnummers telt. En doordat de meeste door Drees eigenhandig geschreven stukken, net als een deel van zijn correspondentie, geschreven zijn in de geheimtaal van Groote, doet deze speurtocht af en toe denken aan een sluipgang met een lantaarntje door de catacomben van een geheim genootschap. Mét de verrassende ontdekkingen die daar dan opeens bij horen ...
Deze foto van het familiegraf van Drees kreeg ik een paar jaar geleden van Maurits Burgers die ik daar ook nu dankbaar voor ben. Ik was meteen ontroerd en schreef er toen bij: “Dat hij zo dichtbij ligt. Dat hij het werk deed dat ik ook doe. Dat hij daarna zoveel goeds heeft gedaan. En daardoor in mijn familie altijd een speciale plek heeft verworven. Toch eens gauw gaan kijken.”
Dat eens gauw heeft iets langer geduurd en iets meer voeten in de aarde gehad, en dat kijken heeft nu al meer opgeleverd dan ik toen had kunnen denken. Wat overblijft is een rijke ervaring en hopelijk een mooi gedicht.
21 augustus 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten