Vanochtend (29 juni 2019) sla ik de boekenbijlage van de Volkskrant op, en tijdens het bladeren en her-en-der-lezen blijf ik stilstaan bij het artikel*) van Sander van Walsum en zijn bespreking van de biografie die de altijd door mij bewonderde Kees Schuyt heeft geschreven van de man wiens naam een begrip is geworden: Cleveringa.
We hebben het natuurlijk over Rudolph Pabus Cleveringa (1894-1980), decaan van de Leidse faculteit der Rechtsgeleerdheid, die zijn naam ontleent aan één rede waarvan hij vond dat die móest worden uitgesproken: een publiekelijk protest tegen het ontslag van Joodse hoogleraren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op 26 november 1940 sprak Cleveringa in het Groot Auditorium van de Leidse universiteit zijn protestrede uit tegen de ‘ontheffing uit zijn functie’van zijn Joodse leermeester, hoogleraar Eduard Meijers, die anders - zonder deze ontheffing - zélf op dit tijdstip had zullen spreken.
Het grondige werk van Kees Schuyt en deze boekbespreking door Sander van Walsum maken me meteen benieuwd naar de redevoering zelf, die ik dankzij het alomtegenwoordige internet als omgevallen boekenkast al snel gevonden heb en die ik je hier natuurlijk niet wil onthouden. In de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren dbnl kun je via de link hieronder de volledige tekst lezen.
Cleveringa schrijft erover in zijn dagboek: “Ik hoop die kracht en de moed te hebben het met waardigheid te doen. Ik moet voor de kinderen zorgen, maar dit sluit in dat ik hen geen naam mag nalaten die bedoedeld is. Het moet zo.”
Daags na zijn rede werd Cleveringa, zoals hij zelf al had voorzien, gearresteerd en overgebracht naar het Oranjehotel - de geuzennaam van de Scheveningse strafgevangenis. Daar voegde hij zich naar zijn lot en probeerde hij zichzelf zoveel mogelijk voor decorumverlies te behoeden. “Zich zelf op te houden, is in de gevangenis de grote kunst”, schreef hij naderhand. “En een van de middelen die daartoe kunnen strekken, is dat men zich zelf zo goed mogelijk blijft verzorgen en zijn burgermanieren aanhoudt. (...) Wie anders doet, laat zich zinken.”
Kees Schuyt, R.P. Cleveringa - Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid. Boom uitgevers, 558 pagina’s, € 29,90
*) De informatie, aanhalingen en citaten in mijn notitie ontleen ik aan dit artikel van zaterdag 29 juni 2019:
Cleverina leeft voort in de naar hem genoemde Cleveringaleerstoel aan de Universiteit Leiden, die bestaat sinds 1970 en wisselt per academisch jaar, en in de jaarlijkse Cleveringalezing, die in het Groot Auditorium van het Academiegebouw in Leiden wordt uitgesproken door degene die dat jaar de Cleveringaleerstoel bekleedt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten