maandag 31 januari 2022

Wertheimpark

Met open ogen weer even 
midden in het Wertheimpark
bij de oude vleugelnootboom
uit 1860 die alles heeft gezien.

De wind ruist erlangs
met wolken door de takken
die zich spreiden als armen -
een gebaar dat alles zegt.

Eronder de mensen
met hun bloemen en woorden
om te raken aan allen
die weg zijn gehaald.

Verhalen geworden
de blik op een foto
genoemd en getoond
om maar niet te vergaan.

Wat blijft is een boom
vol wolken en hemel,
wat blijft zijn de mensen
die hier zijn geweest.

Eelco van der Waals
30 januari 2022



donderdag 27 januari 2022

Gedichtendag

 Vandaag is het weer Gedichtendag. Hoe kan ik die beter beginnen dan met dit liefdesgedicht dat mijn vader voor mijn moeder schreef, Rijswijk 1959? De liefde blijft met de poëzie.



dinsdag 25 januari 2022

Oud en nieuw in de Eerste Kamer

Onze dienst verzorgt al sinds 1847 het officiële verslag van beide Kamers der Staten-Generaal, dat verschijnt in de Handelingen. Daarvan hebben de Eerste Kamer en de Tweede Kamer elk hun eigen editie.

Mijn collega's zitten uit de aard van ons werk bij alle vergaderingen van Eerste en Tweede Kamer, en in de zalen van beide heb ik vanaf mijn aantreden in 1975 dan ook heel wat voetstappen liggen. Herinneringen daaruit komen aan bod in deze serie Afscheid van het Binnenhof en op de gelijknamige website.

Terwijl de Tweede Kamer al in de zomer van 2021 voor de duur van de grootschalige verbouwing van het Binnenhof zijn intrek heeft genomen in B67 aan de Bezuidenhoutseweg - het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken - bleef de Eerste Kamer tot aan het afgelopen kerstreces, met dinsdag 21 december als laatste vergaderdag, plenair vergaderen in de Ridderzaal, groot genoeg om de 75 leden van de voltallige Eerste Kamer met anderhalve meter afstand tussenruimte onderdak te bieden.

Maar nu heeft ook de Eerste Kamer het Binnenhof en de Ridderzaal verlaten en verruild voor de nieuwe, tijdelijke locatie in Huis Huguetan, het weergaloze stadspaleis aan Lange Voorhout 34-36 en de daarachter gelegen nieuwbouw aan de Kazernestraat. In die nieuwbouw is ook de nieuwe, tijdelijke plenaire zaal gevestigd die op bijgaande foto te zien is. Deze zaal lijkt in niets op de  monumentale vergaderzaal van de Eerste Kamer aan Binnenhof 22, die teruggaat tot de Staten van Holland uit 1650 naar ontwerp van architect Pieter Post.

In de vergadering van vandaag, 25 januari 2022, herdacht de Eerste Kamer Ed van Thijn, die van 1999 tot 2007 lid was van de PvdA-fractie in deze Kamer en die op 19 december jl. overleed. 

De herdenkingstoespraak die Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn in de vergadering van vandaag uitsprak is te lezen onder de foto.

Overigens herdenkt ook de Tweede Kamer vandaag Ed van Thijn, die ik daar, in de Eerste Kamer en tussendoor tijdens zijn burgemeesterschap van Amsterdam zelf tijdens mijn loopbaan ook van nabij heb meegemaakt.
















Aan de orde is de herdenking van de heer drs. E. van Thijn.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Wij hebben de goede gewoonte om de oud-leden die ons zijn ontvallen hier te gedenken. Vandaag gedenken wij Ed van Thijn, die op 19 december jongstleden op 87-jarige leeftijd overleed. Hij was voor de Partij van de Arbeid acht jaar lid van deze Kamer, van 8 juni 1999 tot 12 juni 2007.

Ik heet ook zijn familie zeer welkom bij deze herdenking.

Eduard van Thijn werd op 16 augustus 1934 geboren in Amsterdam. Toen hij 5 jaar was, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Voor het gezin Van Thijn brak een periode aan van talloze onderduikadressen en tot tweemaal toe gevangenschap in kamp Westerbork. Het gezin overleefde miraculeus de oorlog. In de woorden van Van Thijn, die ook op zijn rouwkaart staan: "Als 10-jarige was ik bang voor de dood. Daarna nooit meer …"

De gebeurtenissen in zijn vroege jeugd maakten hem tot mensenrechtenstrijder voor de rest van zijn leven. Welke rol hij ook bekleedde -- burgemeester of senator, Tweede Kamerlid of minister -- Van Thijn zette zich overal in voor universele mensenrechten en sprak zich onvermoeibaar uit tegen onrecht.

Ed van Thijn studeerde politicologie aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam en aan het Institut d’Etudes Politiques in Parijs. In 1961 studeerde hij af en begon als stafmedewerker bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Een jaar later werd hij voor de eerste keer volksvertegenwoordiger, toen hij werd gekozen tot lid van de Amsterdamse gemeenteraad.

Na drie jaar werd Van Thijn voorzitter van de PvdA-fractie in die gemeenteraad. In de tussentijd was hij ook gekozen als lid van de Tweede Kamer. Vier jaar lang combineerde hij beide functies, tot hij stopte als gemeenteraadslid. Zestien jaar was hij Tweede Kamerlid, waarvan ruim vier jaar fractievoorzitter.

In 1981 was hij korte tijd minister van Binnenlandse Zaken in het tweede kabinet-Van Agt, totdat het kabinet na acht maanden viel vanwege een conflict over bezuinigingen. Ook in 1994 bekleedde hij kort diezelfde functie als opvolger van de overleden Ien Dales, maar moest hij vanwege de IRT-affaire voortijdig aftreden.

De meeste bekendheid kreeg Ed van Thijn als burgemeester van zijn geboortestad Amsterdam. Ruim 10 jaar bekleedde hij de rol van burgervader. Ongetwijfeld de grootste klap in die periode was de Bijlmerramp op 4 oktober 1992. Van Thijn was als burgemeester wekenlang ter plaatse om de hulpverlening te coördineren. Hij zei daarover later: "Het was een verbijsterende ervaring waarbij je zelf kalm, beheerst en rationeel leiding moest geven aan wat toen moest gebeuren."

Ed van Thijn verliet in 1994 de actieve politiek, voor wat later een intermezzo van vijf jaar bleek. In 1999 werd hij namelijk lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Velen herinneren zich hem als de PvdA-woordvoerder die zich uitsprak tegen het wetsvoorstel voor een gekozen burgemeester.

Wat veel mensen waarschijnlijk niet meer weten, is dat Van Thijn in de acht jaar van zijn lidmaatschap van deze Kamer vooral het woord voerde over buitenlandse zaken en mensenrechten.

Zijn maidenspeech bijvoorbeeld sprak hij in 2000 uit bij de begroting voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij steunde in zijn bijdrage het nieuwe elan -- een term die ook toen al in de mode was … -- het nieuwe elan van het Nederlands beleid, en vooral het buitenlands beleid, dat een verschuiving betekende van de balans tussen nationale soevereiniteit enerzijds en de mensenrechtensituatie anderzijds.

Van Thijn zei daarover dat van lidstaten van de Verenigde Naties verwacht mag worden dat zij op een goede manier omgaan met culturele diversiteit en rechten van minderheden binnen hun landsgrenzen.

Bovendien, zo stelde hij, betekent dat ook dat de internationale gemeenschap niet werkeloos toeziet als binnen staten structureel mensenrechten worden geschonden en minderheden worden vervolgd, verdreven of vermoord. Zijn pleidooi kenmerkt hem ten voeten uit.

In een column uit 2000 schreef hij dat hij nooit een groot voorstander van de Eerste Kamer was, maar dat hij zijn mening wel had bijgesteld. Volgens Van Thijn kan een Kamer van reflectie een goede corrigerende rol vervullen. Maar, zo vulde hij aan, de beoordeling van wetsontwerpen dient in een sfeer van zakelijkheid, deskundigheid en afstandelijkheid plaats te vinden.

Hij besloot zijn column als volgt - en ik citeer opnieuw: "Een terugzendrecht maakt zo’n verzakelijking van de rol van de Eerste Kamer beter mogelijk. Het komt ook overeen met een voorstel dat ik zelf al in 1981 heb ingediend. Reflectiever kan het niet." En nu --22 jaar nadat hij dit schreef -- is dit onderwerp opnieuw actueel.

Ed van Thijn kan zonder overdrijving gerekend worden tot de Nederlanders die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de publieke zaak, zowel binnen als buiten dit huis.

Zijn verbondenheid met het openbaar bestuur en de manier waarop hij zich zijn leven lang verzette tegen onrecht, racisme en onderdrukking vormen een voorbeeld voor velen.

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek een ieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

zondag 23 januari 2022

De waardigheid van de Kamer

Afscheid van het Binnenhof. De eerste week met het nieuwe kabinet ligt achter ons, met als daverende opening het tweedaagse debat op dinsdag en woensdag over de regeringsverklaring van het kabinet-Rutte IV aan het begin van een nieuwe regeerperiode. De donderdag erop was het eerste coronadebat met Ernst Kuipers als de nieuwe minister van Volksgezondheid. 

Deze politieke week stond in het teken van aanvaringen in 's lands vergaderzaal die alle media haalden. In mijn vorige bericht in deze serie schreef ik (op 13 januari) ook al over de omgangsvormen in de Kamer en haalde ik het boekje van Anne Vondeling Schijn des kwaads uit 1978 aan, waarin de auteur - mijn eerste Kamervoorzitter - de hoop uitsprak dat het bruikbaar zou zijn om een grondige gedachtewisseling hierover op gang te brengen.

Ook bij mij kwamen deze week begrijpelijkerwijs herinneringen naar boven aan eerdere confrontaties in de Oude Zaal op het Binnenhof waar ik direct of zijdelings getuige van ben geweest. 

Natuurlijk zijn de tijden en de zeden veranderd - hoe kan het ook anders met een tijdsverschil van ruim 40 jaar? - en groot waren dan ook de verschillen in sfeer en taalgebruik tussen toen en nu. Maar uiteraard was er ook een brug naar het verleden, waarin de voorzitter van de Tweede Kamer zich ook al kon beroepen op het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal om de orde te bewaren en bewaken tijdens het debat, als scheidsrechter, procesbegeleider of dirigent. In de afgelopen week beriep voorzitter Vera Bergkamp zich op twee bepalingen in het Reglement van Orde, namelijk de leden 14 en 16 van artikel 8, die ik voor de volledigheid hieronder weergeef. 

Een groot verschil is dat sinds 2001 de bevoegdheid van de voorzitter van de Tweede Kamer om uitspraken van Kamerleden als 'ontoelaatbaar' uit de Handelingen te laten verwijderen is vervallen. Heeft dit bijgedragen aan de verruwing van het taalgebruik in de plenaire zaal, of is het andersom en volgt deze wijziging een maatschappelijke trend? Wie het weet mag het zeggen. Wel is duidelijk dat het bewaken van de orde en de weging van de grenzen van het toelaatbare ook nu nog mensenwerk is en dat altijd zal blijven.

Ondertussen ligt het Binnenhof dat we de afgelopen zomer hebben verlaten er troosteloos bij en staan de Kamergebouwen waarin we onafgebroken ons werk hebben gedaan achter bouwhekken voor de langdurige renovatie van de komende jaren. Ik zal er na mijn pensionering per september a.s. niet meer terugkomen. De herinneringen aan de jaren vanaf 1975 die ik hier heb doorgebracht neem ik met me mee.

--

Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vastgesteld in de vergadering van 25 februari 2021

Artikel 8.14 Gedrag in de vergadering

Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer.

Artikel 8.16 (Waarschuwing voor) ongeoorloofd gedrag

1. Tijdens de vergadering onthoudt een ieder zich van:
a. het gebruik van beledigende uitdrukkingen;
b. het verstoren van de orde;
c. het niet in acht nemen van de geheimhouding ten aanzien van de gedachtewisseling in een besloten vergadering;
d. het niet in acht nemen van de vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van een vertrouwelijk stuk; en
e. het instemming betuigen met of aansporen tot onwettige handelingen.
2. Indien een spreker hieraan niet voldoet, waarschuwt de Voorzitter hem en stelt hem in de gelegenheid de woorden terug te nemen die tot de waarschuwing aanleiding hebben gegeven, of terug te komen van het gedrag dat tot de waarschuwing aanleiding gaf.

 



 

donderdag 13 januari 2022

‘Onthoudt U van allen schijn des kwaads’

Afscheid van het Binnenhof. Het nieuwe jaar 2022 is alweer bijna twee weken op stoom, waarin veel en tegelijk ook nog maar weinig is gebeurd. Het vele behelst vooral de berichtgeving in de media, waarin het nieuwe kabinet-Rutte IV van alle kanten tegen het licht wordt gehouden, net als de mogelijke maatregelen in de coronacrisis die nog steeds ons aller leven in zijn greep houdt. Het weinige heeft betrekking op daadwerkelijke maatregelen en hun fundering in het parlement waarvoor ik werk. Want het kerstreces moge dan voorbij zijn, pas de komende week gaat de Tweede Kamer debatteren over de regeringsverklaring en de voornemens van Rutte IV en zijn ploeg ministers en staatssecretarissen. Het voelt als de stilte voor de storm die in de genoemde media al begint op te steken.

In veel van die berichten in mainstream- en sociale media worden uitlatingen gedaan over woorden die ertoe doen, over gedrag van politici die wel of niet het goede voorbeeld geven, en tijdens de debatten in de komende week zal dit thema ongetwijfeld een grote rol spelen in 's lands vergaderzaal. Daarbij is een centrale rol weggelegd voor de voorzitter van de Tweede Kamer, Vera Bergkamp, om verhitte gemoederen tot bedaren te brengen en confrontaties binnen de perken te houden, zónder daarbij afbreuk te doen aan de vrijheid van alle deelnemers om hun eigen woorden te kiezen en de stem van hun achterban te laten weerklinken in de volksvertegenwoordiging.

In dit opzicht zijn het boeiende tijden voor het land en voor de omgangsvormen in onze nationale huiskamer die onderhevig zijn aan golfbewegingen en onderdeel vormen van een levende traditie die - met het grotere geheel van het staatsrecht - wordt gevormd en ingebed door ongeschreven regels en nieuw gewoonterecht.

Vlak voor het kerstreces leende ik uit de bibliotheek van de Tweede Kamer een boekje uit 1978 dat ik de afgelopen weken met grote belangstelling heb gelezen. Het is geschreven door Anne Vondeling, over wie ik al eerder schreef in deze kleine serie Afscheid van het Binnenhof. Hij was de Kamervoorzitter in mijn eerste werkjaren op het Binnenhof, waar ik in 1975 begon, had duidelijke opvattingen en zette die op papier, bijvoorbeeld in zijn nog immer actuele "Tweede Kamer: lam of leeuw?" uit 1976, dat ik graag een andere keer bespreek.

Laat ik nu Vondelings boekje "Schijn des kwaads" voor het voetlicht halen - met als ondertitel Bespiegelingen over gedragsregels voor politici. Vondeling schreef het in 1978 naar aanleiding van een verzoek van de D'66-fractie om te bekijken of er geen gedragsregels voor de leden moesten komen, waar in Nederland weinig of niets over geschreven was. Hij kwam tot de slotsom dat hij zijn opstel niet kon aanbieden als een voorontwerp voor een Presidiumstuk bestemd voor de Kamer en dat het dus een strikt persoonlijke mening weergeeft. Hij noemt het zelf "een eerste terreinverkenning" en spreekt de hoop uit dat het bruikbaar is om een grondige gedachtenwisseling op gang te brengen. 

Afgaande op het hierboven al genoemde discours in de media lijkt de tijd, 44 jaar na verschijning van Vondelings opstel, rijp voor die grondige gedachtenwisseling.

Ik kan Anne Vondelings Schijn des kwaads ook en juist voor lezers van nu van harte aanbevelen. Hieronder, als introductie en smaakmaker, alvast zijn Woord vooraf.

--

Anne Vondeling - Schijn des kwaads

Bespiegelingen over gedragsregels voor politici

Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage 1978
ISBN 90 12 02283 5

‘Onthoudt U van allen schijn des kwaads’

(Eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen, hfdst. 5,22. Statenvertaling) 

 
















Woord vooraf

"Op 6 april beloofde ik aan het Presidium van de Kamer mijn gedachten te laten gaan over een verzoek dat de D'66-fractie had gedaan. Een verzoek om te bekijken of er geen gedragsregels voor de leden moesten komen. Het was mijn bedoeling een aantal stellingen te ontwikkelen over het voor en tegen van aparte aanvullende regels. Al eerder was mij gebleken dat er in Nederland weinig of niets over geschreven was. Ik stelde mij dus voor, eerst eens bij de buren te gaan kijken. Van het een kwam het ander. Een opsomming van louter feiten leek mij onvoldoende, en toen het aantal beoordelingen steeds groter werd, kwam ik tot de slotsom dat ik het geheel niet kon aanbieden als een voorontwerp voor een Presidiumstuk bestemd voor de Kamer.

Dit opstel geeft dus een strikt persoonlijke mening weer. Bovendien draagt het eindoordeel een voorlopig karakter, resultaat van een eerste terreinverkenning. Van harte hoop ik dat het bruikbaar is om een grondige gedachtenwisseling op gang te brengen. De Amerikaan Leys, die een interessant boek schreef over ethiek en politiek, begint zijn woord vooraf met een beschrijving van een ontmoeting die hij had met een Weens cynicus. Die was van mening dat alle grote principes van politici als fijne mosterd na de maaltijd komen. En heel toepasselijk, zo vertelt Leys, sprak hij het woord 'ethics' verkeerd uit. Hij bleef zeggen 'attics'. En dat zijn hoge (zolder-)plekjes waar we dingen opbergen die we niet meer gebruiken, maar waarvoor we de moed niet kunnen opbrengen om ze weg te gooien. Zo'n wrang grapje past misschien niet aan het begin van een doodernstige en loodzware be schouwing. Dat hóórt niet zo ... En daarmee ben ik ineens weer op de rechte ethische weg.

Niettemin wil ik nog wel de opmerking kwijt, dat vrijwel alle boeken, die ik buiten de Kamerbibliotheek om leende, van de theologische faculteiten kwamen. Het kàn een geruststellende gedachte zijn dat de politicologen in ons land zich nog weinig met het onderwerp hebben beziggehouden. Het zou kunnen betekenen dat onze mooie gedachten en hoge principes niet op de rommelzolders van het Binnenhof zijn weggestopt, maar zich ook nog redelijk goed thuis voelen in de grote vergaderzalen. Eigenlijk liggen die opvattingen ten grondslag aan mijn voorzichtige gevolgtrekkingen die ik achterin dit boekje heb gemaakt. Ik hoop, terecht.

Dank ben ik verschuldigd aan de heren Koops, de griffier van de Kamer, Langemeijer, de oud-hoogleraar en -toetser van het gedrag van rechters en politici, aan mijn medewerkster mevrouw De Jong en aan de collega's De Gaay Fortman Sr., Kleisterlee en Van Thijn, die nuttige op- en aanmerkingen maakten."

Leeuwarden/Scheveningen
april-juni 1978.


dinsdag 11 januari 2022

De bordesscène van het kabinet-Den Uyl

Afscheid van het Binnenhof. Gisteren - 10 januari 2022 - waren we getuige van de bordesscène van het kabinet-Rutte IV op de trappen van paleis Noordeinde, waar de ministers vanwege de geldende coronaregels op anderhalve meter van elkaar stonden. Natuurlijk moest ik meteen terugdenken aan het eerste kabinet dat ik op het Binnenhof heb meegemaakt, het inmiddels welhaast legendarische kabinet-Den Uyl. Voor deze gelegenheid heb ik er de foto bij gezocht van de bordesscène met koningin Juliana op de trappen van paleis Huis ten Bosch, op een zonnige 11de mei 1973 gemaakt door Bert Verhoeff / Anefo.




We zien op de achterste rij v.l.n.r.: Pronk, Boersma, Westerterp, Vredeling, Duisenberg, Brouwer, Lubbers en Trip; en op de voorste rij v.l.n.r.: Van der Stoel, Gruijters, De Gaay Fortman, Den Uyl, koningin Juliana, Van Agt, Van Doorn, Vorrink en Van Kemenade. Dat waren nog eens tijden. 

In mijn kleine serie Afscheid van het Binnenhof en op de gelijknamige themasite sta ik de komende tijd nader stil bij dit kabinet, dat als motto had: "Spreiding van kennis, macht en inkomen". Het was ook toen al bijzonder erbij te hebben gezeten, tijdens de lange en vaak nachtelijke debatten in de Oude Zaal.

Nu we volgende week in de tijdelijke behuizing van de Tweede Kamer de debatten gaan beleven over de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet is de geschiedenis zeer voelbaar en is het mooi en zintuiglijk om de uiteinden daarvan over een periode van 47 jaar met mijn vingertoppen te kunnen aanraken.

Dat wordt een thema in het komend najaar bij de Haagse Kunstkring waar ik als werkend lid van de afdeling Letteren op mijn eigen manier afscheid van het Binnenhof ga nemen. In deze korte reeks ook daarover meer.

dinsdag 4 januari 2022

Thuiskeer in Zeeland

Jaren geleden alweer had ik een Nokia C2 telefoon waarmee je  behalve foto's ook filmpjes kon maken. Ik vond het opzienbarend en ging er direct de mogelijkheden mee verkennen. Een van mijn eerste filmpjes maakte ik van een treinreis door Zeeland, bij wijze van roadmovie. Ik zette er muziek van Simeon ten Holt onder - zijn beroemde Canto Ostinato - en gaf het de titel Thuiskeer in Zeeland, naar het magistrale gedicht van Hans Warren. Want hoewel ik geboren ben in Amsterdam, geeft de reis door Zeeland naar Middelburg waar ik ook gewoond heb me altijd weer een gevoel van thuiskomen.

 

Thuiskeer in Zeeland

Hart van mijn land ik ben terug 
in 't waaien van uw volle zomer 
'k lig lui en languit op mijn rug, 
weer thuis en nog dezelfde dromer. 

Ver als de blik gaat, ver als wolken 
ruisen de popels ijl en licht; 
als water koeren duiven onder 
het bloesemdek van uw gezicht. 

Ik ben terug, ik lig te rusten 
in 't bruidsbed van uw welig kruid 
en luister; ik was nooit bewuster 
van onze eenheid van geluid. 

Het zilver licht om alle halmen, 
het boomscherm dat de einder sluit, 
de klokken, wier verwaaiend galmen 
tegen de zilte hemel stuit - 

klank, geur en kleur, zinlijk herkennen: 
de karper op de waterplas, 
het hooi, zingende Zeeuwse stemmen, 
de zoete bonen, 't prille vlas -

Ik lig, ik ben terug, ik droom 
uw dromen in een blijde schemer; 
ik werd weer kind, ik werd een boom,
een plant, een lied, een stukje hemel.

Hans Warren

zondag 2 januari 2022

Afscheid van het Binnenhof

Afscheid van het Binnenhof. Vandaag is het nieuwe jaar 2022 alweer een dag oud. Dit is het jaar waarin ik na een lang werkzaam leven met pensioen ga en tijd krijg voor een andere invulling. Een groot deel van dat werkzame bestaan heeft zich afgespeeld op en rond het Binnenhof, waarop ik dan ook in deze kleine serie Afscheid van het Binnenhof en op de gelijknamige themasite reflecteer.

Het einde van mijn loopbaan valt ongeveer samen met het begin van het volgende parlementaire jaar op Prinsjesdag, dinsdag 20  september, en de daaropvolgende Algemene Politieke Beschouwingen op woensdag 21 en donderdag 22 september 2022. Aan het eind van die week, op 25 september, trek ik de deur achter me dicht en gaat er een nieuwe deur open.

Morgen gaat de laatste week in van het kerstreces waarin de langdurigste kabinetsformatie in de vaderlandse geschiedenis dan toch eindelijk tot een afronding is gekomen met een coalitieakkoordEen week later staan de ministers en staatssecretarissen coronaproof op het bordes met koning Willem-Alexander voor het traditionele fotomoment van het nieuwe kabinet-Rutte IV. Over de eerste kabinetsformatie (die van 1977) uit mijn loopbaan schreef ik al eerder een stukje. 

Het beeld dat symbool staat voor mijn eigen kleine geschiedenis op en rond het Binnenhof is de foto hieronder door mijn glazen toverbal, die ik tijdens een van mijn fotowandelingen maakte in het depotgebouw van het voormalig Algemeen Rijksarchief, een fascinerend en in zichzelf besloten geheel vol boekenkasten van gietijzer met planken van leisteen, gebouwd in 1895-1903 naar ontwerp van rijksbouwkundige Jacobus van Lokhorst in de voor hem kenmerkende neo-gotisch-renaissancistische trant.

Het depot is tegenwoordig onderdeel van het Tweede Kamercomplex en verbindt het voormalige kantoorgebouw van het Algemeen Rijksarchief aan het Bleijenburg en het majestueuze Logement van Amsterdam aan het Plein, dat we in deze weken allemaal kennen van de monumentale ingang waardoor de deelnemers aan de recente kabinetsformatie naar binnen gingen en naar buiten kwamen. En inderdaad, alles wat daarbinnen gebeurde is nu geschiedenis.


In de tijdelijke behuizing van de Tweede Kamer na ons vertrek van het Binnenhof kwam ik op een van mijn wandelingen toevallig een maquette tegen van dezelfde plek, maar dan in dwarsdoorsnede op de foto die ik ervan maakte. Van links naar rechts zien we het Logement van Amsterdam, een opengewerkt tussenlid naar het depotgebouw met daarbovenop nieuw ontworpen verdiepingen in een glazen koepel die uitsteekt boven de omliggende bebouwing, en aan de rechterzijde de verbinding met twee glazen gangen naar het historische kantoorgebouw aan het Bleijenburg.









Dit fascinerende ontwerp is gemaakt door de Utrechtse architect en productontwerper Mart van Schijndel (1943-1999) en niet uitgevoerd.

Over een week na morgen aanschouwen we het nieuwe kabinet, het laatste in mijn loopbaan die maar liefst zestien kabinetsformaties omvatte. Ik maak het allemaal nog één keer mee en volg het van nabij in deze serie, om die af te sluiten op de drempel van nieuwe tijden.

Echte liefde

Brief van mijn overgrootvader, London, 1882 (Ook) van je familie moet je het hebben. Een tijd geleden kwam de prachtbrief weer te voorschijn...