Afscheid van het Binnenhof. De eerste week met het nieuwe kabinet ligt achter ons, met als daverende opening het tweedaagse debat op dinsdag en woensdag over de regeringsverklaring van het kabinet-Rutte IV aan het begin van een nieuwe regeerperiode. De donderdag erop was het eerste coronadebat met Ernst Kuipers als de nieuwe minister van Volksgezondheid.
Deze politieke week stond in
het teken van aanvaringen in 's lands vergaderzaal die alle media haalden.
In mijn vorige
bericht in deze serie schreef ik (op 13 januari) ook al over de
omgangsvormen in de Kamer en haalde ik het boekje van Anne Vondeling Schijn
des kwaads uit 1978 aan, waarin de auteur - mijn eerste
Kamervoorzitter - de hoop uitsprak dat het bruikbaar zou zijn om een
grondige gedachtewisseling hierover op gang te brengen.
Ook bij mij kwamen deze week
begrijpelijkerwijs herinneringen naar boven aan eerdere confrontaties in de
Oude Zaal op het Binnenhof waar ik direct of zijdelings getuige van ben
geweest.
Natuurlijk zijn de tijden en de
zeden veranderd - hoe kan het ook anders met een tijdsverschil van ruim 40
jaar? - en groot waren dan ook de verschillen in sfeer en taalgebruik tussen
toen en nu. Maar uiteraard was er ook een brug naar het verleden, waarin de
voorzitter van de Tweede Kamer zich ook al kon beroepen op het Reglement
van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal om de orde te bewaren
en bewaken tijdens het debat, als scheidsrechter, procesbegeleider of dirigent.
In de afgelopen week beriep voorzitter Vera Bergkamp zich op twee
bepalingen in het Reglement van Orde, namelijk de leden 14 en 16 van artikel
8, die ik voor de volledigheid hieronder weergeef.
Een groot verschil is dat sinds 2001
de bevoegdheid van de voorzitter van de Tweede Kamer om uitspraken van
Kamerleden als 'ontoelaatbaar' uit de Handelingen te laten
verwijderen is vervallen. Heeft dit bijgedragen aan de verruwing van het
taalgebruik in de plenaire zaal, of is het andersom en volgt deze wijziging een
maatschappelijke trend? Wie het weet mag het zeggen. Wel is duidelijk dat het bewaken van de orde en de weging van de grenzen van het toelaatbare ook nu nog mensenwerk
is en dat altijd zal blijven.
Ondertussen ligt het Binnenhof dat we de afgelopen zomer hebben verlaten er troosteloos bij en staan de Kamergebouwen waarin we onafgebroken ons werk hebben gedaan achter bouwhekken voor de langdurige renovatie van de komende jaren. Ik zal er na mijn pensionering per september a.s. niet meer terugkomen. De herinneringen aan de jaren vanaf 1975 die ik hier heb doorgebracht neem ik met me mee.
--
Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vastgesteld in de vergadering van 25 februari 2021
Artikel 8.14 Gedrag in de vergadering
Ieder lid gedraagt zich in de
vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen
afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer.
Artikel 8.16 (Waarschuwing
voor) ongeoorloofd gedrag
1. Tijdens de vergadering
onthoudt een ieder zich van:
a. het gebruik van beledigende uitdrukkingen;
b. het verstoren van de orde;
c. het niet in acht nemen van de geheimhouding ten aanzien van de
gedachtewisseling in een besloten vergadering;
d. het niet in acht nemen van de vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud
van een vertrouwelijk stuk; en
e. het instemming betuigen met of aansporen tot onwettige handelingen.
2. Indien een spreker hieraan
niet voldoet, waarschuwt de Voorzitter hem en stelt hem in de gelegenheid
de woorden terug te nemen die tot de waarschuwing aanleiding hebben
gegeven, of terug te komen van het gedrag dat tot de waarschuwing
aanleiding gaf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten