dinsdag 25 januari 2022

Oud en nieuw in de Eerste Kamer

Onze dienst verzorgt al sinds 1847 het officiële verslag van beide Kamers der Staten-Generaal, dat verschijnt in de Handelingen. Daarvan hebben de Eerste Kamer en de Tweede Kamer elk hun eigen editie.

Mijn collega's zitten uit de aard van ons werk bij alle vergaderingen van Eerste en Tweede Kamer, en in de zalen van beide heb ik vanaf mijn aantreden in 1975 dan ook heel wat voetstappen liggen. Herinneringen daaruit komen aan bod in deze serie Afscheid van het Binnenhof en op de gelijknamige website.

Terwijl de Tweede Kamer al in de zomer van 2021 voor de duur van de grootschalige verbouwing van het Binnenhof zijn intrek heeft genomen in B67 aan de Bezuidenhoutseweg - het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken - bleef de Eerste Kamer tot aan het afgelopen kerstreces, met dinsdag 21 december als laatste vergaderdag, plenair vergaderen in de Ridderzaal, groot genoeg om de 75 leden van de voltallige Eerste Kamer met anderhalve meter afstand tussenruimte onderdak te bieden.

Maar nu heeft ook de Eerste Kamer het Binnenhof en de Ridderzaal verlaten en verruild voor de nieuwe, tijdelijke locatie in Huis Huguetan, het weergaloze stadspaleis aan Lange Voorhout 34-36 en de daarachter gelegen nieuwbouw aan de Kazernestraat. In die nieuwbouw is ook de nieuwe, tijdelijke plenaire zaal gevestigd die op bijgaande foto te zien is. Deze zaal lijkt in niets op de  monumentale vergaderzaal van de Eerste Kamer aan Binnenhof 22, die teruggaat tot de Staten van Holland uit 1650 naar ontwerp van architect Pieter Post.

In de vergadering van vandaag, 25 januari 2022, herdacht de Eerste Kamer Ed van Thijn, die van 1999 tot 2007 lid was van de PvdA-fractie in deze Kamer en die op 19 december jl. overleed. 

De herdenkingstoespraak die Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn in de vergadering van vandaag uitsprak is te lezen onder de foto.

Overigens herdenkt ook de Tweede Kamer vandaag Ed van Thijn, die ik daar, in de Eerste Kamer en tussendoor tijdens zijn burgemeesterschap van Amsterdam zelf tijdens mijn loopbaan ook van nabij heb meegemaakt.
















Aan de orde is de herdenking van de heer drs. E. van Thijn.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Wij hebben de goede gewoonte om de oud-leden die ons zijn ontvallen hier te gedenken. Vandaag gedenken wij Ed van Thijn, die op 19 december jongstleden op 87-jarige leeftijd overleed. Hij was voor de Partij van de Arbeid acht jaar lid van deze Kamer, van 8 juni 1999 tot 12 juni 2007.

Ik heet ook zijn familie zeer welkom bij deze herdenking.

Eduard van Thijn werd op 16 augustus 1934 geboren in Amsterdam. Toen hij 5 jaar was, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Voor het gezin Van Thijn brak een periode aan van talloze onderduikadressen en tot tweemaal toe gevangenschap in kamp Westerbork. Het gezin overleefde miraculeus de oorlog. In de woorden van Van Thijn, die ook op zijn rouwkaart staan: "Als 10-jarige was ik bang voor de dood. Daarna nooit meer …"

De gebeurtenissen in zijn vroege jeugd maakten hem tot mensenrechtenstrijder voor de rest van zijn leven. Welke rol hij ook bekleedde -- burgemeester of senator, Tweede Kamerlid of minister -- Van Thijn zette zich overal in voor universele mensenrechten en sprak zich onvermoeibaar uit tegen onrecht.

Ed van Thijn studeerde politicologie aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam en aan het Institut d’Etudes Politiques in Parijs. In 1961 studeerde hij af en begon als stafmedewerker bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Een jaar later werd hij voor de eerste keer volksvertegenwoordiger, toen hij werd gekozen tot lid van de Amsterdamse gemeenteraad.

Na drie jaar werd Van Thijn voorzitter van de PvdA-fractie in die gemeenteraad. In de tussentijd was hij ook gekozen als lid van de Tweede Kamer. Vier jaar lang combineerde hij beide functies, tot hij stopte als gemeenteraadslid. Zestien jaar was hij Tweede Kamerlid, waarvan ruim vier jaar fractievoorzitter.

In 1981 was hij korte tijd minister van Binnenlandse Zaken in het tweede kabinet-Van Agt, totdat het kabinet na acht maanden viel vanwege een conflict over bezuinigingen. Ook in 1994 bekleedde hij kort diezelfde functie als opvolger van de overleden Ien Dales, maar moest hij vanwege de IRT-affaire voortijdig aftreden.

De meeste bekendheid kreeg Ed van Thijn als burgemeester van zijn geboortestad Amsterdam. Ruim 10 jaar bekleedde hij de rol van burgervader. Ongetwijfeld de grootste klap in die periode was de Bijlmerramp op 4 oktober 1992. Van Thijn was als burgemeester wekenlang ter plaatse om de hulpverlening te coördineren. Hij zei daarover later: "Het was een verbijsterende ervaring waarbij je zelf kalm, beheerst en rationeel leiding moest geven aan wat toen moest gebeuren."

Ed van Thijn verliet in 1994 de actieve politiek, voor wat later een intermezzo van vijf jaar bleek. In 1999 werd hij namelijk lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Velen herinneren zich hem als de PvdA-woordvoerder die zich uitsprak tegen het wetsvoorstel voor een gekozen burgemeester.

Wat veel mensen waarschijnlijk niet meer weten, is dat Van Thijn in de acht jaar van zijn lidmaatschap van deze Kamer vooral het woord voerde over buitenlandse zaken en mensenrechten.

Zijn maidenspeech bijvoorbeeld sprak hij in 2000 uit bij de begroting voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij steunde in zijn bijdrage het nieuwe elan -- een term die ook toen al in de mode was … -- het nieuwe elan van het Nederlands beleid, en vooral het buitenlands beleid, dat een verschuiving betekende van de balans tussen nationale soevereiniteit enerzijds en de mensenrechtensituatie anderzijds.

Van Thijn zei daarover dat van lidstaten van de Verenigde Naties verwacht mag worden dat zij op een goede manier omgaan met culturele diversiteit en rechten van minderheden binnen hun landsgrenzen.

Bovendien, zo stelde hij, betekent dat ook dat de internationale gemeenschap niet werkeloos toeziet als binnen staten structureel mensenrechten worden geschonden en minderheden worden vervolgd, verdreven of vermoord. Zijn pleidooi kenmerkt hem ten voeten uit.

In een column uit 2000 schreef hij dat hij nooit een groot voorstander van de Eerste Kamer was, maar dat hij zijn mening wel had bijgesteld. Volgens Van Thijn kan een Kamer van reflectie een goede corrigerende rol vervullen. Maar, zo vulde hij aan, de beoordeling van wetsontwerpen dient in een sfeer van zakelijkheid, deskundigheid en afstandelijkheid plaats te vinden.

Hij besloot zijn column als volgt - en ik citeer opnieuw: "Een terugzendrecht maakt zo’n verzakelijking van de rol van de Eerste Kamer beter mogelijk. Het komt ook overeen met een voorstel dat ik zelf al in 1981 heb ingediend. Reflectiever kan het niet." En nu --22 jaar nadat hij dit schreef -- is dit onderwerp opnieuw actueel.

Ed van Thijn kan zonder overdrijving gerekend worden tot de Nederlanders die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de publieke zaak, zowel binnen als buiten dit huis.

Zijn verbondenheid met het openbaar bestuur en de manier waarop hij zich zijn leven lang verzette tegen onrecht, racisme en onderdrukking vormen een voorbeeld voor velen.

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek een ieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Echte liefde

Brief van mijn overgrootvader, London, 1882 (Ook) van je familie moet je het hebben. Een tijd geleden kwam de prachtbrief weer te voorschijn...