maandag 14 september 2020
De Zee
woensdag 2 september 2020
Binnen het hof
Het zijn dagen vol weemoed voor wie daar gevoelig voor is. Vandaag treden we weer aan op het Binnenhof na het krokusreces. De gebeurtenissen in de wereld passeren vanmiddag bij opening van de plenaire vergadering van de Tweede Kamer vast en zeker weer de revue, in het vragenuur en de regeling van werkzaamheden. En beelden daaruit zien we in de loop van de volgende dagen weer honderd- en duizendvoudig terug in de waaier van media die ons tegenwoordig doorlopend voeden. Mijn collega’s en ik zitten erbij en doen er verslag van, voor de Handelingen, Debat Direct, Debat Gemist en de andere rapportagevormen waarin het parlement voor ieder die dat wil te volgen is, realtime en op alle denkbare apparaten tot in alle uithoeken.
De tijden zijn veranderd. In de dagen dat ik - november 1975 - als jongeling begon te werken in en voor beide Kamers der Staten-Generaal hing er nog een sfeer van ouderwetse deftigheid tussen het rode pluche en het groene fluweel. De geschiedenis was er voelbaar, en al helemaal - daar heb je het weer - voor wie daar (zoals ik) gevoelig voor was en is.
Het was een wereldje vol ongeschreven tradities en romantische zeden en gebruiken. Zo droegen (en drágen, gelukkig) de Kamerbodes een pandjesjas met slippen, een zwierige sjerp en een witte vlinderdas, waardoor het geheel direct een feestelijk stempel kreeg én krijgt. “Cachet” is het woord, een woord dat past bij de luisterrijke historie die zich al eeuwenlang afspeelt tussen deze muren.
Op het Binnenhof geldt een eigen tijdrekening, waarin het verschil met het Buitenhof doorklinkt, een verschil dat teruggaat tot de tijden bínnen en buíten het hof dat hier gevestigd was. We bewegen ons hier tussen de recessen die daarbuiten gewoonlijk vakantie heten. De Kamer gaat met reces, zoals het krokusreces dat nu net weer achter ons ligt.
Vandaag vangt weer een drukke vergaderperiode aan tot het meireces, waarna traditioneel topdrukte aanbreekt tot aan het zomerreces. Het altijd weer nóg drukkere najaar wordt traditiegetrouw ingekaderd en begrensd door het herfstreces en het kerstreces. En daarmee vangt dan alweer een nieuw kalenderjaar aan: 2020, het láátste jaar dat we zoals het er nu uitziet nog op het historische Binnenhof zullen werken en vergaderen. Immers, in de zomer van volgend jaar, het zomerreces van 2020, begint de grote verhuisoperatie die zijn weerga niet kent. De Tweede Kamer vertrekt naar het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken (“de Apenrots” in de volksmond), de Eerste Kamer naar het voormalige Huis Huguetan aan het Lange Voorhout, het stadspaleis waarin eerder de Koninklijke Bibliotheek (ik weet het nog) en tot voor (relatief) kort de Hoge Raad gevestigd waren. En omdat onze dienst - de voormalige Stenografische Dienst der Staten-Generaal, nu de Dienst Verslag en Redactie geheten - voor beíde Kamers werkt, zullen wij op beide plekken komen. Maar dus gedurende de geplande 5,5 jaar van de ingrijpende verbouwing níet meer op het Binnenhof...
Weemoed en dankbaarheid. In al die jaren dat ik hier heb rondgelopen ben ik iedere dag opnieuw getroffen door de schoonheid en betekenis van die levende geschiedenis op en van het Binnenhof, die ik heb proberen te vangen in gedichten, tekeningen, foto’s en geschreven herinneringen. Met het wegtikken van de onverbiddelijke tijd tot aan de sluiting van het Binnenhof zal ik dat nóg bewuster doen, en er misschien een (andere...) passende vorm voor vinden. Zoals vele anderen het Binnenhof hebben bezongen.
5 maart 2019
Het stille hart van wervelwinden
in dit glas water, Nederland,
waar ik mij steeds terug moet vinden
naast dagtoerist en demonstrant.
Bestaat dit echt of zijn wij spoken,
figuren dansend hand in hand,
gedurig in koud vuur ontstoken
door woorden van dor zand?
Ga maar bij dichter, boeren kijken:
hun taal, hun grond, vast in de hand.
Hier blijft de werkelijkheid ontwijken –
net naast de rand.
Toch zoemt en trilt het hier van krachten,
huist hier het hart (meer dan ’t verstand)
van wat ik grijnzend hoog blijf achten:
mijn land.
Aad Nuis (1933-2007)
dinsdag 1 september 2020
Terug naar Ralph Prins
Ralph Prins leeft nog altijd voort op de website die aan hem gewijd is, van de Foundation Ralph Prins, waarop het verhaal van zijn leven zich laat lezen als een boek.
http://www.foundationralphprins.com/6/frames-n.htm
Ralph Prins, monument voor Westerbork, 1970
Indianen
Als jongetje was de keus al niet moeilijk voor mij in de onvermijdelijke afweging: cowboys of indianen. Want cowboys waren ruw en luidruchtig, dronken veel en moesten dan altijd vechten waarbij het hele interieur van een saloon eraan ging. Nee, dan indianen met hun sluipende gang door de natuur waar ze moeiteloos in opgingen, hun geruisloos zoevende pijlen waarmee ze tot op grote afstand steevast doel troffen, hun onbegrijpelijke dansjes rond de totempaal en hun mooie squaws en verentooi. Indianen waren cool, zou je nu zeggen, maar dat woord kenden we toen nog niet.
De vlam der gerechtigheid
Vanochtend (29 juni 2019) sla ik de boekenbijlage van de Volkskrant op, en tijdens het bladeren en her-en-der-lezen blijf ik stilstaan bij het artikel*) van Sander van Walsum en zijn bespreking van de biografie die de altijd door mij bewonderde Kees Schuyt heeft geschreven van de man wiens naam een begrip is geworden: Cleveringa.
Echte liefde
Brief van mijn overgrootvader, London, 1882 (Ook) van je familie moet je het hebben. Een tijd geleden kwam de prachtbrief weer te voorschijn...
-
Wanneer is iets genoeg? Wanneer moet en kún je genoegen nemen met wat je wordt aangeboden? Het antwoord is wat mij betreft simpel op de laat...
-
Mijn eerste zelfgemaakte garum - ofwel Romeinse vissaus - van ansjovis is na een halfjaar rijpen klaar en opgeborgen in mooie flesjes met ...