L O B E L I A I
Op mijn tafel
is de hemel:
sterren - wit in
lila-blaauw
Op mijn tafel
staat ’n inktpot
Ligt een smerig
eindje touw.
Wat is de hemel
diep
wat is de hemel
hoog
wat is de hemel
rond
rond
rond
wat is de hemel
blaauw
Wat zijn de sterren
wit
wit
wit
Dit is de hemel
Dit
Dit
Dit
I.K. Bonset (Theo van Doesburg), 1916
maandag 27 mei 2019
zondag 26 mei 2019
Terug naar Ralph Prins
Jarenlang was de etalage aan de Gedempte Burgwal 6 in Den Haag een vertrouwde plek voor mij. Vaak kwam ik er voorbij, te voet op weg naar mijn werk op het Binnenhof, en regelmatig bleef ik er even voor stilstaan, in beslag genomen als ik werd door de wisselende en altijd weer fascinerende prenten die er te zien waren. Lévende mensen met échte emoties uit een deels bekende wereld, die me stof tot overdenking gaven terwijl ik mijn tocht vervolgde. Beelden bovendien die vaak te maken hadden met de geschiedenis van de verdwenen Joodse buurt van Den Haag, die onder de vaardige hand van deze maker weer even tot leven kwam.
Niets wist ik van de man áchter deze indrukwekkende prenten, tot ik, jaren later, iemand leerde kennen die hem op de academie (de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, eveneens in Den Haag) als docent en begeleider had meegemaakt. Mijn interesse werd gewekt door het verhaal van zijn leven en hoe hij dat tot uitdrukking wist te brengen in zijn veelzijdige en veelbewogen werk.
Tekeningen, schilderijen, foto’s, affiches, oorlogsmonumenten, in alles spreekt de menselijke betrokkenheid en bewogenheid van Prins. In zijn jeugd tekende Prins veel naar de natuur. Zijn latere tekeningen betreffen voornamelijk portretten. Vaste onderwerpen zijn: vader Izak Prins, Franz Kafka, Virginia Woolf, Anne Frank, rabbijnen, dirigenten, musici, schrijvers en beeldende kunstenaars.
Prins was een veelzijdig beeldend kunstenaar. Zijn expressieve beeldtaal leende zich voor vrijwel ieder medium en liet zich niet binden aan één enkele kunstvorm of een specifieke stijl.
Raphaël Mozes Prins, geboren 3 mei 1926 in Amsterdam, was enig kind van Harriët Martha (Hetta) Prins, directrice van een tehuis voor joodse meisjes, en Izak Prins, jurist en publicist. Zijn ouders scheidden nog voor hij twee jaar was.
Vanaf 1941 waren openbare scholen verboden voor joodse kinderen en werd Ralph gedwongen op het Amsterdams Joods Lyceum geplaatst. De klassen liepen snel leeg. Kinderen gingen op transport of – zoals Anne Frank bij wie hij tijdens zijn schooljaren nog een verjaardagsfeestje had gevierd – in de onderduik.
Vanwege het pionierswerk van zijn moeder in de sociale zorg belandde hij op de Lijst-Frederiks: een poging van Nederlandse ambtenaren om joden met ‘maatschappelijke betekenis’ te vrijwaren van deportatie. Deze families werden geïnterneerd in een werkverschaffingscentrum in Barneveld. De geprivilegieerde situatie, hoe relatief ook, raakte hem diep. “Al het bevoorrechte heeft een bittere nasmaak”, zo citeerde de Volkskrant Prins in 1995.
In de herfst van 1943 volgt alsnog deportatie naar Westerbork, en later naar concentratiekamp Theresienstadt. Prins is dan als tiener al flink in de weer met pen en penseel. Hij verzorgt de belettering op koffers van degenen die worden doorgestuurd naar Auschwitz en maakt portretschetsjes van ieder die daarom vraagt. In zijn latere leven blijven die ervaringen hem in dromen bezoeken. En hij realiseert zich dat zijn drang om te portretteren wortelt in een diepe wens tot “het blootleggen van iemands innerlijk, zodat je hem niet kan vergeten.” Tegen het eind van de oorlog wordt hij met zijn moeder en grootmoeder geselecteerd voor een gevangenenruil. Zij worden naar Zwitserland getransporteerd, waar hij lessen volgt aan de Kunstgewerbeschule Zürich. Terug in Nederland studeert Prins aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Als tekenaar maakt hij cartoons en illustraties voor dagbladen als Het Vaderland. Later bezoekt hij de fotoschool van Marta Hoepffer in Hofheim en de Hochschule für Gestaltung in Ulm.
Ralph Prins, portret van Rav Avraham Elimelech Perlow, uit zijn serie Rabbijnen, tekening |
Tekeningen, schilderijen, foto’s, affiches, oorlogsmonumenten, in alles spreekt de menselijke betrokkenheid en bewogenheid van Prins. In zijn jeugd tekende Prins veel naar de natuur. Zijn latere tekeningen betreffen voornamelijk portretten. Vaste onderwerpen zijn: vader Izak Prins, Franz Kafka, Virginia Woolf, Anne Frank, rabbijnen, dirigenten, musici, schrijvers en beeldende kunstenaars.
Ralph Prins, portret van Pauline, gemengde techniek |
Raphaël Mozes Prins, geboren 3 mei 1926 in Amsterdam, was enig kind van Harriët Martha (Hetta) Prins, directrice van een tehuis voor joodse meisjes, en Izak Prins, jurist en publicist. Zijn ouders scheidden nog voor hij twee jaar was.
Ralph Prins vrouw aan tafel, gemengde techniek, 1987 |
In de herfst van 1943 volgt alsnog deportatie naar Westerbork, en later naar concentratiekamp Theresienstadt. Prins is dan als tiener al flink in de weer met pen en penseel. Hij verzorgt de belettering op koffers van degenen die worden doorgestuurd naar Auschwitz en maakt portretschetsjes van ieder die daarom vraagt. In zijn latere leven blijven die ervaringen hem in dromen bezoeken. En hij realiseert zich dat zijn drang om te portretteren wortelt in een diepe wens tot “het blootleggen van iemands innerlijk, zodat je hem niet kan vergeten.” Tegen het eind van de oorlog wordt hij met zijn moeder en grootmoeder geselecteerd voor een gevangenenruil. Zij worden naar Zwitserland getransporteerd, waar hij lessen volgt aan de Kunstgewerbeschule Zürich. Terug in Nederland studeert Prins aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Als tekenaar maakt hij cartoons en illustraties voor dagbladen als Het Vaderland. Later bezoekt hij de fotoschool van Marta Hoepffer in Hofheim en de Hochschule für Gestaltung in Ulm.
Ralph Prins, portret van Willem Sandberg, 1956, foto |
Ralph Prins is vrijdag 23 januari 2015 op 88-jarige leeftijd in Den Haag overleden.
Sinds 2006 beheert de Stichting Ralph Prins het werk en de rechten van de kunstenaar.
Ralph Prins leeft nog altijd voort op de website die aan hem gewijd is, van de Foundation Ralph Prins, waarop het verhaal van zijn leven zich laat lezen als een boek.
Ralph Prins, monument voor Westerbork, 1970 |
dinsdag 14 mei 2019
Dichter bij Nuis
Ik
loop me warm voor Allerzielen, 2 november 2019, wanneer ik op de mooie
Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen letterlijk zal stilstaan bij het leven van Aad
Nuis, die daar sinds zijn overlijden in 2007 begraven ligt, meer precies in graf nr. C-35.
Nuis heb ik gekozen uit de lijst van dichters, schrijvers en overige kunstenaars die op deze eerbiedwaardige begraafplaats hun laatste rustplek vonden. De Haagse organisatie Dichter bij de dood organiseert op Allerzielen sinds een paar jaar een poëtische herdenking, waarvoor ze dichters uitnodigt.
Ik deed als dichter al eerder mee, en wel in 2016 bij het graf van schrijver en advocaat F. Bordewijk, en in 2017 bij het graf van schrijver en publicist Anton Constandse. Meer daarover elders op dit blog.
Aad Nuis koos ik om verschillende redenen. De eerste is dat ik hem zelf nog heb meegemaakt op het Binnenhof, als lid van de Tweede Kamer en van de Eerste Kamer voor D66.
De tweede reden is dat hij zelf ook actief is geweest als dichter,waarbij hij zijn belevenissen en observaties tot onderwerp van zijn vaak herkenbare en bespiegelende gedichten heeft gekozen. Zoals in het gedicht hieronder, met de mooie beginregel "Holland is een oud huis zonder dak" hieronder.
BUITENSLANDS
Holland is een oud huis zonder dak.
Er is zo lang en ernstig in gewoond
dat niemand het mist, dat dak, en de klok
tikt, het is er meestal zondagmiddag.
Holland is een grasveld, een zandweg,
een kleine tuin met twee kippen.
Ik sleep het maar mee op mijn rug,
het ruist als de zee in mijn oor:
de polder rekt zich met zwiepende bomen
wijd uit, de wind jaagt er zonvlekken over,
meeuwen krijsen in de grote ruimte.
Aad Nuis
Uit: Wisselend weer, G.A. van Oorschot, Amsterdam 1963
Twaalf jaar later na zijn overlijden staat er op 2 november van dit jaar weer een dichter naast het graf van Aad Nuis. Ik ben blij om die dichter te zijn en loop me alvast warm voor Allerzielen,
Eelco van der Waals
Nuis heb ik gekozen uit de lijst van dichters, schrijvers en overige kunstenaars die op deze eerbiedwaardige begraafplaats hun laatste rustplek vonden. De Haagse organisatie Dichter bij de dood organiseert op Allerzielen sinds een paar jaar een poëtische herdenking, waarvoor ze dichters uitnodigt.
Ik deed als dichter al eerder mee, en wel in 2016 bij het graf van schrijver en advocaat F. Bordewijk, en in 2017 bij het graf van schrijver en publicist Anton Constandse. Meer daarover elders op dit blog.
Aad Nuis koos ik om verschillende redenen. De eerste is dat ik hem zelf nog heb meegemaakt op het Binnenhof, als lid van de Tweede Kamer en van de Eerste Kamer voor D66.
De tweede reden is dat hij zelf ook actief is geweest als dichter,waarbij hij zijn belevenissen en observaties tot onderwerp van zijn vaak herkenbare en bespiegelende gedichten heeft gekozen. Zoals in het gedicht hieronder, met de mooie beginregel "Holland is een oud huis zonder dak" hieronder.
BUITENSLANDS
Holland is een oud huis zonder dak.
Er is zo lang en ernstig in gewoond
dat niemand het mist, dat dak, en de klok
tikt, het is er meestal zondagmiddag.
Holland is een grasveld, een zandweg,
een kleine tuin met twee kippen.
Ik sleep het maar mee op mijn rug,
het ruist als de zee in mijn oor:
de polder rekt zich met zwiepende bomen
wijd uit, de wind jaagt er zonvlekken over,
meeuwen krijsen in de grote ruimte.
Aad Nuis
Uit: Wisselend weer, G.A. van Oorschot, Amsterdam 1963
Twaalf jaar later na zijn overlijden staat er op 2 november van dit jaar weer een dichter naast het graf van Aad Nuis. Ik ben blij om die dichter te zijn en loop me alvast warm voor Allerzielen,
Eelco van der Waals
maandag 13 mei 2019
Wereldje
Het tuinvijvertje door de toverbal |
Sinds een tijdje voel ik me als Erik van het Klein Insectenboek die over de rand van zijn schilderij Wollewei is geklauterd en in een nieuwe wereld is beland die hij voorheen alleen als gefriemel kende vanuit zijn ooghoek.
Hóe dit zo is gekomen vertel ik nog wel eens, maar dát dit wereldje iedere dag weer verrassingen openbaart in voortdurende verandering is waar het hier nu om gaat.
Het wereldje in kwestie is een tuinvijvertje omzoomd met groen, waarin een watertje zachtjes klatert waardoor het rimpelt en door de werking van licht, wind en regen (of sneeuw in de winter) voortdurend iets anders weerspiegelt in zijn oppervlak en meer dan wel minder van zijn binnenste daarónder laat zien.
Mijn leven is veranderd, verrijkt, versimpeld en verdiept met de beleving van deze gewaarwording van een in zichzelf besloten wereldje dat maakt dat ik rustig en verwonderd naar bínnen kijk, onder het oppervlak waar gebeurt wat de dichter Nijhoff zo mooi verwoordt:
Het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
Martinus Nijhoff
Uit: Nieuwe Gedichten, 1934.
Hóe dit zo is gekomen vertel ik nog wel eens, maar dát dit wereldje iedere dag weer verrassingen openbaart in voortdurende verandering is waar het hier nu om gaat.
Het wereldje in kwestie is een tuinvijvertje omzoomd met groen, waarin een watertje zachtjes klatert waardoor het rimpelt en door de werking van licht, wind en regen (of sneeuw in de winter) voortdurend iets anders weerspiegelt in zijn oppervlak en meer dan wel minder van zijn binnenste daarónder laat zien.
Mijn leven is veranderd, verrijkt, versimpeld en verdiept met de beleving van deze gewaarwording van een in zichzelf besloten wereldje dat maakt dat ik rustig en verwonderd naar bínnen kijk, onder het oppervlak waar gebeurt wat de dichter Nijhoff zo mooi verwoordt:
Het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
Martinus Nijhoff
Uit: Nieuwe Gedichten, 1934.
zondag 12 mei 2019
Plantage Poëzieprijs 2019
Ik lees de onderstaande aankondiging van de 28ste editie van de Plantage Poëzieprijs 2019 en een gevoel van trots en blijdschap golft door me heen. Het is gelukt! In 1991 richtte ik samen met vriend en dichter Ko van Geemert en anderen de Vrienden van de Plantage op, de mooiste buurt van Amsterdam waar ik toen woonde. Onder de vaardige leiding van Ko is de Plantage Poëzieprijs al die jaren doorlopend tot en met de 25ste editie in 2017 georganiseerd. Toen droeg hij het stokje over aan Jos van Hest en Cees van Ede, en verscheen de prachtige bundel De tijd is bijna stilgezet, met alle winnende gedichten uit die eerste 25 jaar - zie hieronder.
In 2017 bestond de Plantage Poëzieprijs 25 jaar. Ter gelegenheid daarvan gaf de Vereniging Vrienden van de Plantage een bundel uit met alle winnende gedichten en een kleine biografie van de schrijvers.
PLANTAGE POËZIEPRIJS 2019
'De Nacht’ is het thema van de 28ste editie van de Plantage Poëzieprijs 2019. Een thema dat op vele uiteenlopende manieren te interpreteren valt, als men bedenkt wat er zoal in die donkere uren allemaal verhuld wordt en dus op poëtische wijze onthuld kan worden. We hopen dat wederom een groot aantal dichters geïnspireerd zal raken. Per indiener mogen maximaal 3 gedichten worden ingezonden met een lengte van niet meer dan 40 regels (inclusief titel en witregels), bij voorkeur in het lettertype Helvetica 12. De gedichten zullen anoniem worden beoordeeld door een drietal juryleden, onder wie Jos van Hest en Saskia van Leendert (de winnares van vorig jaar). De gedichten dienen uiterlijk 1 augustus verstuurd te worden naar ppp@vriendenvandeplantage.nl
De prijsuitreiking zal plaatsvinden op zaterdag 14 september om 15.00 uur in de Tangosalon aan de Plantage Muidergracht 155.
Buiten mededinging alvast een fragment uit het gedicht ‘Zomermaan’ van J.C.Bloem, afkomstig uit de bundel ‘Sintels’ (1945):
Onvergelijklijk helder schijnt de maan.
O jeugd, waar zijn uw hunkerende nachten
En hun vervoeringen, hun wijde smachten?
Vergaan Als dode zomers en verwaaide klachten.
PLANTAGE POËZIEPRIJS 2019
'De Nacht’ is het thema van de 28ste editie van de Plantage Poëzieprijs 2019. Een thema dat op vele uiteenlopende manieren te interpreteren valt, als men bedenkt wat er zoal in die donkere uren allemaal verhuld wordt en dus op poëtische wijze onthuld kan worden. We hopen dat wederom een groot aantal dichters geïnspireerd zal raken. Per indiener mogen maximaal 3 gedichten worden ingezonden met een lengte van niet meer dan 40 regels (inclusief titel en witregels), bij voorkeur in het lettertype Helvetica 12. De gedichten zullen anoniem worden beoordeeld door een drietal juryleden, onder wie Jos van Hest en Saskia van Leendert (de winnares van vorig jaar). De gedichten dienen uiterlijk 1 augustus verstuurd te worden naar ppp@vriendenvandeplantage.nl
De prijsuitreiking zal plaatsvinden op zaterdag 14 september om 15.00 uur in de Tangosalon aan de Plantage Muidergracht 155.
Buiten mededinging alvast een fragment uit het gedicht ‘Zomermaan’ van J.C.Bloem, afkomstig uit de bundel ‘Sintels’ (1945):
Onvergelijklijk helder schijnt de maan.
O jeugd, waar zijn uw hunkerende nachten
En hun vervoeringen, hun wijde smachten?
Vergaan Als dode zomers en verwaaide klachten.
Het kerkje van Leidschenveen
Het kerkje van Leidschenveen tegen een Hollandse wolkenlucht |
Gisteren ging ik weer lopen naar het kerkje van Leidschenveen. dat ik ken vanuit de Randstadrail en de Slingelijn die erlangs rijden. Van dichtbij roept het nóg sterker het beeld op van de kerkjes in de bergen die ik van de vakanties uit mijn jeugd zo goed ken. Een verademing in het drukke en volgebouwde land.
12 mei
Liefdevolle herinnering aan mijn moeder ten voeten uit op 12 mei, haar geboortedag én voor altijd Moederdag |
12 mei
De dag waarop mijn moeder werd geboren,
de dag die ook vaak Moederdag zou zijn.
De dag die levenslang bij ons ging horen
Een dag van groot geluk en zoete pijn.
Liefdevolle herinnering aan mijn moeder ten voeten uit op 12 mei, haar geboortedag én voor altijd Moederdag
Abonneren op:
Posts (Atom)
Echte liefde
Brief van mijn overgrootvader, London, 1882 (Ook) van je familie moet je het hebben. Een tijd geleden kwam de prachtbrief weer te voorschijn...
-
Wanneer is iets genoeg? Wanneer moet en kún je genoegen nemen met wat je wordt aangeboden? Het antwoord is wat mij betreft simpel op de laat...
-
Mijn eerste zelfgemaakte garum - ofwel Romeinse vissaus - van ansjovis is na een halfjaar rijpen klaar en opgeborgen in mooie flesjes met ...